Heeft de ontvanger van de belastingen eenmaal gesteld dat een melding van betalingsonmacht rechtsgeldig is? Dan kan hij daar niet zomaar op terugkomen.
Sinds 15 april 2005 was een man bestuurder en enig aandeelhouder van een holding die zelf weer bestuurder en enig aandeelhouder van een vennootschap was. De holding en de vennootschap vormden een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting. De Belastingdienst legde de FE op 30 december 2011 een naheffingsaanslag btw op van € 2.049.810 inclusief heffingsrente. Dat bedrag zag op het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2010. De inspecteur meende dat de FE voor de intracommunautaire leveringen van auto’s ten onrechte het nultarief had toegepast. Zij had volgens hem moeten weten dat zij deelnam aan een keten waarin btw-fraude plaatsvond. De FE ging in bezwaar en verzocht om uitstel van betaling, maar de Belastingdienst wees dat verzoek af. Op 28 maart 2012 stelde de fiscus de holding en de vennootschap aansprakelijk voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslag omzetbelasting van de fiscale eenheid.
Beroepsprocedures
Het bedrag moest betaald zijn voor 10 mei 2012. De vennootschappen dienden op 10 april 2012 meldingen van betalingsonmacht in. De Belastingdienst merkte op 2 mei 2012 met brieven de meldingen als rechtsgeldig aan. Wel gaf de ontvanger aan dat de meldingen alsnog niet rechtsgeldig zouden zijn, mocht later blijken dat de informatie onjuist was. In een beroepsprocedure verlaagde de belastingrechter de naheffingsaanslag uiteindelijk tot € 828.614. Ook werd de dga in een strafrechtelijke procedure vrijgesproken van btw-fraude en het opzettelijk indienen van een valse of onjuiste aangifte. Op 22 december 2016 liet de ontvanger de FE weten dat hij nog steeds aanspraak maakte op de betaling van de omzetbelastingschuld. Ook begon een nieuwe verjaringstermijn te lopen. Namens de ontvanger vond op 11 november 2019 een conservatoire beslaglegging plaats op de onroerende zaken. Op 4 februari 2020 stelde de ontvanger de dga aansprakelijk.
Geen verjaring
De dga ging in beroep tegen deze aansprakelijkstelling. Hij stelt ten eerste dat de aansprakelijkheidsschuld is verjaard. Rechtbank Gelderland overweegt dat een aansprakelijkheidsschuld niet zelfstandig vatbaar is voor verjaring. Deze schuld verjaart pas als de belastingaanslag waarop zij is gebaseerd verjaart. De ontvanger had de verjaring van de belastingschuld rechtsgeldig gestuit op 22 december 2016. Op die datum was een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar gaan lopen. De aansprakelijkheidsschuld van de dga is dus niet verjaard.
Rechtsgeldige meldingen betalingsonmacht
De rechtbank gaat vervolgens in op de rechtsgeldigheid van de meldingen van betalingsonmacht. De ontvanger is teruggekomen op zijn standpunt dat de meldingen rechtsgeldig zijn gedaan. Hij stelt dat de meldingen niet tijdig zijn gedaan. Ook zou sprake zijn van minimaal grove schuld en mogelijk (voorwaardelijk) opzet. Maar op de zitting geeft de ontvanger alleen aan dat sprake is van onvolledige informatie. Volgens de rechtbank is dat niet hetzelfde als onjuiste informatie. Bovendien ziet die onvolledigheid van informatie op de materiële belastingschuld van de FE en niet op de betalingsonmacht van de vennootschappen. De rechtbank stelt dat de ontvanger handelt in strijd met het vertrouwensbeginsel. Hij mag daarom niet terugkomen op de brieven van 2 mei 2012. De meldingen van betalingsonmacht zijn rechtsgeldig gedaan.
Geen onbehoorlijk bestuur
Nu de melding van betalingsonmacht rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, moet de ontvanger aannemelijk maken dat de dga onbehoorlijk bestuur valt te verwijten. Maar hij weet de rechtbank daarvan niet te overtuigen. Tot 1 januari 2018 heeft de FE terecht het nultarief toegepast op leveringen aan een ondernemer in Estland. Later is een vennootschap tussengeschoven. Daardoor was het nultarief niet meer van toepassing, maar dat hoefde de dga niet te weten. Hij is immers geen omzetbelastingspecialist. De rechtbank vindt evenmin dat de administratie zo onzorgvuldig is, dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Daarom vernietigt de rechtbank de beschikking aansprakelijkheidsstelling.
Wet: art. 32, tweede lid, 36b en 43, eerste lid Iw 1990
Bron: Rechtbank Gelderland 26 april 2022 (gepubliceerd 6 juni 2022), ECLI:NL:RBGEL:2022:2142, AWB 20/3673
Geef een reactie