Wie pas naderhand achter het bestaan van een opgelegde aanslag komt, krijgt meer tijd om zijn bezwaarschrift in te dienen. Maar dan moet hij ook wel zo snel als redelijkerwijs mogelijk handelen! Vier weken wachten is te lang.
Een in België wonende belastingadviseur bezat indirect alle aandelen in een Nederlandse moeder- en dochtervennootschap. De dochtervennootschap diende op 29 april 2015 haar aangifte vennootschapsbelasting 2013 in. Op 25 juli 2017 stuurde de inspecteur deze bv een brief waarin hij aankondigde te willen afwijken van de aangifte. De reden was dat hij het niet eens was met de zakelijkheid van een betaling aan een bvba van de topaandeelhouder. In deze brief kondigde de Belastingdienst aan dat de aanslag binnen enkele weken zou volgen. De fiscus verstuurde een aanslag met dagtekening 12 augustus 2017. De bv liet de Belastingdienst op 25 september 2017 weten nog geen aanslag te hebben ontvangen. Zij verzocht bovendien om een kopie van de aanslag. De Belastingdienst stuurde de volgende dag de gevraagde kopie.
Aannemelijk dat aanslag niet is ontvangen
Nadat de bv eerder al een betalingsherinnering had ontvangen, ontving de fiscus op 2 november 2017 een bezwaarschrift tegen de aanslag. De inspecteur verklaarde dit bezwaarschrift niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend zonder nadere motivering voor dit gebrek. In de beroepsprocedure voor Hof Den Bosch stelt de bv opnieuw dat zij de aanslag van 12 augustus 2017 niet heeft ontvangen. Gezien de correspondentie tussen de bv en de fiscus vindt het hof dit aannemelijk.
Trage reactie
Vervolgens is de vraag of de bv nadat zij wel op de hoogte was van de aanslag zo snel als redelijkerwijs te verwachten heeft gereageerd. Uit oudere rechtspraak blijkt dat de belanghebbende in zo’n geval minimaal veertien dagen de tijd moet krijgen. In deze zaak wist de bv op 26 september 2017 van de aanslag en de oorspronkelijke aanslagdatum. Toch heeft zij meer dan vier weken gewacht met het indienen van het bezwaarschrift. Dat vindt het hof te lang. Het bezwaarschrift is daarom terecht niet ontvankelijk verklaard, zodat het beroep ongegrond is.
Geef een reactie