Belanghebbenden die te lang moeten wachten op een uitspraak van de inspecteur op hun bezwaarschrift kunnen in beroep gaan tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Hoewel de belanghebbende daarvoor niet aan een voorgeschreven termijn is gebonden, moet hij zelf ook enige voortvarendheid tonen. Hof Amsterdam oordeelt dat bijna drie jaar wachten te lang is.
Tijdig bezwaarschrift indienen
Natuurlijk is het voor belastingplichtigen zeer frustrerend om geen zekerheid te hebben over de hoogte van het belastingbedrag dat zij moeten betalen. Bij een geschil met de Belastingdienst is het daarom van belang dat de belastingplichtige snel weet waar hij aan toe is. De eerste stap om in een vlot tempo zekerheid te krijgen, is door zelf ook tijdig een bezwaarschrift in te dienen. Bovendien voorkomt de belastingplichtige zo dat de inspecteur zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaart. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken.
Begin bezwaartermijn
De bezwaartermijn start op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking. Ligt de dagtekening vóór de dag van bekendmaking, dan begint de termijn op de dag na bekendmaking. Gaat het om een aangiftebelasting, dan begint de bezwaartermijn op de dag van de voldoening, inhouding of afdracht.
Beslistermijn fiscus
Bestuursorganen zoals de Belastingdienst hebben in beginsel zes weken om op een bezwaarschrift te beslissen. Deze termijn gaat in op de dag na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken. Als de indiener van het bezwaarschrift extra tijd heeft gekregen om een verzuim te herstellen, krijgt de inspecteur in beginsel dezelfde tijd erbij om te beslissen. De Belastingdienst kan eventueel een beslissing uitstellen met zes weken. De inspecteur moet de belanghebbende hierover wel schriftelijk inlichten. Een verdere verlenging van de beslistermijn is alleen toegestaan voor zover:
- alle belanghebbenden daarmee akkoord gaan;
- de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en de termijnverlenging andere belanghebbenden niet schaadt; of
- dit noodzakelijk is voor het naleven van wettelijke procedurevoorschriften.
Ingebrekestelling
Als het geduld van de belanghebbende op is omdat de inspecteur alsmaar geen beslissing neemt, kan hij verdere stappen ondernemen tegen deze weigering tijdig een beslissing te nemen. Ten eerste zal hij in principe de Belastingdienst schriftelijk in gebreke moeten stellen. Vervolgens krijgt de inspecteur nog twee weken de tijd om te beslissen op het bezwaarschrift. Als hij na deze termijn nog geen beslissing heeft genomen, kan de belanghebbende beroep instellen tegen het niet-tijdig beslissen.
Onredelijk laat ingediend beroepschrift
Bij het beroepschrift tegen niet-tijdig beslissen door een bestuursorgaan geldt strikt genomen geen beroepstermijn. Toch kan de rechter het beroep niet-ontvankelijk verklaren als het onredelijk laat is ingediend. De wet bevat geen nadere omschrijving van dit begrip. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de rechter de belanghebbende een behoorlijke tijd moet gunnen. Pas als de belanghebbende zo lang stilzit, dat iedereen erop mag vertrouwen dat hij zal afzien van beroep, is sprake van een onredelijke laat ingediend beroep.
Bijna drie jaar
Een man was op 22 juni 2015 in bezwaar gegaan tegen zijn aanslag inkomstenbelasting over 2014. Op 23 september 2015 stelde hij de inspecteur schriftelijk in gebreke vanwege het niet tijdig beslissen. Ongeveer drie jaar later startte de man een beroepsprocedure. Hij vorderde een schadevergoeding van € 15.000. Zowel Rechtbank Noord-Holland als Hof Amsterdam oordeelt dat de man onredelijk lang heeft gewacht. In die drie jaar is er geen contact geweest tussen de man en de fiscus waaruit hij kon afleiden dat de inspecteur binnenkort uitspraak zou doen. Het hof verklaart daarom het beroep van de man ongegrond.
Geslaagd beroep
Verklaart de rechter het beroepschrift van een belanghebbende wel gegrond? Dan moet het bestuursorgaan binnen twee weken alsnog beslissen. Overigens is een bestuursorgaan ook tijdens een beroepsprocedure tegen het niet-tijdig beslissen verplicht om een beslissing te nemen. Deze verplichting vervalt in principe pas wanneer de belanghebbende geen baat meer heeft bij deze beslissing.
Wet: art. 6:7, 6:8, 6:12, 6:20, eerste lid, 7:10 en 8:55d Awb en art. 22j AWR
Bron: Gerechtshof Amsterdam 7 juli 2020 (gepubliceerd 29 juli 2020), ECLI:NL:GHAMS:2020:1958, 19/00671
Geef een reactie