Als de inspecteur naar aanleiding van een suppletieaangifte een ondernemer een verzuimboete oplegt, moet het verband tussen de boete en het verzuim duidelijk zijn. Rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigde onlangs een boete omdat onvoldoende duidelijk was op welke periode de boete betrekking had.
Een ondernemer had in februari 2019 een suppletieaangifte omzetbelasting ingediend over oktober, november en december 2018. Het bleek dat de ondernemer nog ruim € 30.000 moest betalen. De inspecteur hief dit bedrag na over het tijdvak december 2018. Daarnaast legde hij de ondernemer over die naheffingsaanslag een verzuimboete van 5% op. Daarmee is volgens de rechtbank de boete opgelegd over een periode die niet volledig overeenstemt met de periode waarin het verzuim is begaan. Voor zover de boete niet slaat op de periode waarin het verzuim is begaan, is zij ten onrechte opgelegd. De inspecteur maakt evenmin duidelijk welk deel van de te laat betaalde btw wel ziet op december 2018. De gevolgen van het niet verschaffen van dit inzicht komt voor rekening van de fiscus. De rechtbank vernietigt daarom de gehele verzuimboete.
Geef een reactie