
Dat de Belastingdienst bij het opleggen van de voorlopige aanslag een vooraf ingevulde aangifte volgt, levert nog geen te eerbiedigen vertrouwen op.
Een man heeft in 2020 loon ontvangen van drie verschillende bv’s. Hij dient zijn aangifte IB/PVV 2020 in en geeft een belastbaar inkomen uit werk en woning op van € 7.173. Bij het opleggen van de voorlopige aangifte volgt de Belastingdienst de aangifte van de man. De inspecteur stelt echter een definitieve aanslag vast met een belastbaar inkomen van € 10.933. Dat bedrag is inclusief loon van een derde bv dat niet in de aangifte was opgenomen. De man betwist de aanslag. Maar de fiscus komt hem slechts deels tegemoet, zodat de man in beroep gaat. Daarbij beroept hij zich op het vertrouwensbeginsel, omdat hij ervan is uitgegaan dat de vooraf ingevulde aangifte correct was.
Belastingplichtige blijft verantwoordelijk
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de man geen beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel. Belastingplichtigen zijn immers zelf verantwoordelijk voor de juistheid van hun aangifte. Zij moeten dus de vooraf ingevulde gegevens controleren en indien nodig aanpassen. De inspecteur toont bovendien aan dat de loongegevens van de derde bv wel in de vooraf ingevulde aangifte hebben gestaan. De man heeft kennelijk zelf deze loongegevens verwijderd, zo stelt de fiscus. De man betwist deze stelling niet. Daarom verklaart de rechtbank het beroepschrift van de man ongegrond.
Wet: art. 8:36c Awb en art. 3.81 Wet IB 2001
Geef een reactie