Wie een of meer raadsheren wil wraken, kan niet volstaan met het aanvoeren van bezwaren van organisatorische en procedurele aard.
De Hoge Raad heeft aan een man die in een cassatieprocedure is verwikkeld, meegedeeld dat in zijn zaken uitspraak zal worden gedaan op 4 oktober 2024. Naar aanleiding daarvan heeft de man op 3 oktober 2024 de wraking verzocht van de raadsheren die de uitspraak gaan doen. Aan zijn wrakingsverzoek heeft belanghebbende organisatorische en procedurele bezwaren ten grondslag gelegd. De desbetreffende raadsheren berusten niet in de wraking. De wrakingskamer van de Hoge Raad redeneert bij haar oordeel dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid.
Bezwaren van organisatorische en procedurele aard voldoen niet
De bezwaren van organisatorische en procedurele aard en van algemene strekking kunnen niet leiden tot de conclusie dat de betrokken raadsheren vooringenomen zijn. Deze bezwaren rechtvaardigen evenmin de conclusie dat een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestaat. De man heeft verder geen specifiek argument aangevoerd dat betrekking heeft op de raadsheren van wie hij de wraking verzoekt. Daarom wijst de wrakingskamer van de Hoge Raad zijn verzoek om wraking af.
Wet: art. 8:15 Awb en art. 29 AWR
Bron: Hoge Raad 22 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1717, 24/03697
Geef een reactie