Als een pand op hetzelfde bedrijventerrein ligt als een voor de WOZ te waarderen pand, wil dat nog niet zeggen dat het eerstgenoemde pand een geschikt referentiepand is. Zeker niet als er grote verschillen in oppervlakte zijn.
Een onderneming was de gebruiker van een onroerende zaak met een bedrijfshal, opslagruimte, kantoorgedeelte en een luifel. De zaak lag op een bedrijventerrein dicht bij een autosnelweg. De gemeente berekende de WOZ-waarde op een bedrag van € 1.690.000. Daarbij maakte zij gebruik van de huurwaardekapitalisatiemethode (HWK-methode). Het bedrijf was het oneens met deze waardering en stelde dat de WOZ-waarde maar € 1.410.000 bedroeg. Het geschil belandt voor Hof Den Bosch. Het hof oordeelt ten eerste dat de HWK-methode terecht is gehanteerd. Maar het hof vindt ook dat de gemeente heeft gewerkt met verkeerde referentiepanden. Deze panden liggen wel op het hetzelfde bedrijventerrein als de onroerende zaak. Maar qua oppervlakte wijken de panden aanzienlijk af van de onroerende zaak. Daarnaast zijn de huurcijfers van die panden te ver van de waardepeildatum gerealiseerd.
Ander soort huurders
De onderneming heeft in de ogen van het hof evenmin met geschikte referentiepanden gewerkt. Het bedrijf heeft vergelijkingen gemaakt met panden die te veel van de onroerende zaak verschilden qua oppervlakte, bouwjaren en type objecten. Ook was de huurder van een van de referentiepanden een overheidsgerelateerde huurder. Daardoor was dit pand niet geschikt als vergelijkingsmateriaal. Uiteindelijk stelt het hof de WOZ-waarde zelf vast op € 1570.000.
Geef een reactie