Zelfs als iemand tijdelijk volledig arbeidsongeschikt is, moet hij met zijn onderneming op een gegeven moment omzet gaan hebben, wil sprake zijn van een bron van inkomen.
Een man had vanaf 2009 in zijn aangifte winst uit onderneming opgegeven. Vanaf 2012 had zijn onderneming een nieuwe naam. In de jaren 2012 tot en met 2017 realiseerde de man geen omzet. Hij had wel kosten, zodat zijn resultaat varieerde van enkele honderden tot enkele duizenden euro’s in de min. Zo had hij in zijn aangifte IB/PVV 2017 een verlies uit onderneming opgegeven van € 3.156. De inspecteur weigerde echter dit verlies in aanmerking te nemen omdat geen sprake zou zijn van een bron van inkomen. Het ging onder andere om de objectieve winstverwachting. De man wierp tegen dat hij vanwege gezondheidsproblemen in de jaren tot en met 2017 geen omzet had gerealiseerd. Dat was volgens hem een verschoonbaar feit voor het achterwege blijven van omzet. Vanwege zijn beperking zou hij een langere aanlooptijd nodig hebben.
Onderneming inmiddels gestaakt
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt voorop dat de objectieve winstverwachting puur een fiscale kwalificatie is die geen oordeel vormt over de man en zijn deelname aan de maatschappij. De rechtbank gelooft ook dat de man zich actief heeft ingezet en verschillende pogingen heeft ondernomen om omzet en daarmee ondernemingswinst te genereren. Maar de rechtbank meent ook dat de man met deze activiteiten niet redelijkerwijs een voordeel mocht verwachten. De man was namelijk in de jaren 2015 en 2016 volledig arbeidsongeschikt verklaard. Een deel van het jaar 2017 kon hij evenmin werken. Ook in de jaren 2018 en 2019 is een zeer beperkte omzet gerealiseerd. Zelfs bij een langer dan gemiddeld benodigde opstarttijd moet op enig moment sprake zijn van omzet. Dat is hier niet het geval. De man heeft bovendien inmiddels zijn onderneming gestaakt. De onderneming van de man vormt daarom geen bron van inkomen, zodat het ondernemingsverlies niet aftrekbaar is.
Wet: art. 3.2 Wet IB 2001
Geef een reactie