Een verlies uit een eenmanszaak is in principe alleen aftrekbaar als uit dit bedrijf redelijkerwijs op langere termijn een winst valt te verwachten. Stelt de belastingplichtige dat hij bezig is met het opbouwen van een relatie met klanten? Maar moet hun identiteit geheim blijven? Dan vormt deze stelling geen bewijs van een redelijke winstverwachting.
Een man was in 1998 gestart met zijn eenmanszaak. De bedrijfsactiviteiten bestonden uit het verrichten van taxaties en bemiddelen bij vastgoedtransacties. In de periode van 2010 tot en met 2016 was 2012 het enige jaar waarin de man een winst behaalde. En dat was maar een winst van € 2.789. In de andere jaren leed de eenmanszaak verliezen die varieerden van tot € 1.158 tot en met € 11.607. De inspecteur meent daarom dat geen sprake is van een redelijke winstverwachting. Daarmee is evenmin sprake van een bron van inkomen, zodat het verlies niet aftrekbaar is.
Onderbouwing ontbreekt
De man gaat in beroep tegen de weigering van de aftrek van zijn ondernemingsverlies. Omdat hij een aftrekpost claimt, vindt Rechtbank Den Haag dat de man de bewijslast draagt. De man voert aan dat hij bezig is met relatieopbouw met vermogende Aziaten. Deze potentiële relaties willen investeren in Nederlands vastgoed. Ook stelt de man een samenwerking te zijn aangegaan met een bevriend hypotheekadviseur en in gesprek te zijn met een bedrijf. De man kan dit alles echter niet onderbouwen. Zo is hij gebonden aan een geheimhoudingsovereenkomst. Daarom mag hij de identiteit van en de afspraken met de Aziaten niet bekend maken. De rechtbank oordeelt dat dit voor rekening van de man komt. Hij duidt evenmin de hypotheekadviseur of het genoemde bedrijf aan. Daarom oordeelt de rechtbank dat de fiscus terecht geen ondernemingsverlies in aanmerking heeft genomen.
Wet: art. 3.2 Wet IB 2001
Bron: Rechtbank Den Haag 8 juli 2020 (gepubliceerd 16 september 2020), ECLI:NL:RBDHA:2020:7553, 20/44
Geef een reactie