Als bij een bedrijfsoverdracht is verzocht om fiscale doorschuiving en de aanslag bij een van de betrokken partijen definitief is, kan de andere partij die keus niet meer herzien.
In 2009 ging een echtpaar een vof aan met de maten van een maatschap. In deze vof exploiteerden de vennoten een varkenshouderij. De maten brachten de eigendom van roerende zaken, voorraden, kennis, zakelijke relaties en arbeid in. Bovendien hadden zij het gebruik en genot van bedrijfsgebouwen, erfvoorzieningen, wegen en varkensrechten ingebracht. De zaken waarvan alleen het gebruik en genot waren ingebracht, vormden buitenvennootschappelijk vermogen. Het echtpaar bracht de eigendom van de bedrijfserfgrond, kennis, zakelijke relaties en arbeid in. Kort nadat de vof was opgericht, sloten de vennoten een overeenkomst voor de overdracht van de onderneming in 2012. Daarbij zouden de maten hun aandeel in de varkenshouderij overdragen aan de echtgenoten. Volgens de overeenkomst zouden de partijen de faciliteit van de geruisloze doorschuiving naar ondernemers toepassen. De maten moesten echter een procedure voor de arbitragecommissie starten om de echtgenoten de vof-overeenkomst te doen nakomen.
Overnemer stelt dat sprake van constructie is
Nadat de echtgenoten faalden om de civiele rechter het vonnis van de arbitragecommissie te laten vernietigen, maakten zij bezwaar tegen de toepassing van de doorschuiffaciliteit. De Belastingdienst stond de echtgenoten echter niet toe om hun keuze eenzijdig te herzien. Het echtpaar gaat daarom in beroep. Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant stellen de echtgenoten dat hun samenwerking met de maten een schijnconstructie was. Deze constructie zou alleen zijn bedoeld om de doorschuiffaciliteit te benutten. De economische eigendom van het (buiten)vennootschappelijk vermogen zou direct bij het aangaan van de vof al zijn overgedragen. Daardoor liepen de overdragers slechts een zeer beperkt ondernemersrisico. De overeengekomen vaste prijs voor de overdracht van de onderneming zou ook daarop wijzen.
Voldaan aan voorwaarden
De rechtbank constateert dat de maten vóór de inbreng in de vof winst uitonderneming genoten. Zowel de overdragers als de overnemers hebben gedurende minstens 36 maanden vóór de overdracht winst uit onderneming genoten. Ook hebben zij gezamenlijk een verzoek ingediend om toepassing van de doorschuiffaciliteit. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden.
Doorschuiving niet te herzien
Vervolgens is de vraag tot welk moment een gezamenlijk ingediend verzoek is te herzien. Dit is niet expliciet in de wet geregeld, zo stelt de rechtbank. Maar gezien de aard en werking van de faciliteit komt de rechtbank tot de volgende conclusie. De keuze is niet meer te herzien als bij (een van) de overdrager(s) of overnemer(s) de aanslag die volgt op de aangifte waarin de keuze is gemaakt onherroepelijk vaststaat. Een ander oordeel zou ertoe kunnen leiden dat de fiscale afrekening achterwege blijft bij de overdrager zonder dat de fiscale claim overgaat op de overnemer. De rechtbank verklaart het beroep van de echtgenoten ongegrond.
Online cursus Fiscaal agrarische actualiteiten
Drs. Petrus Zijlstra gaat in op de de landbouwvrijstelling, de bedrijfsopvolgingsregeling, fiscale problematiek omtrent zonneweides en hybride structuren.
Geef een reactie