Voor de vraag of opbrengsten belast en kosten aftrekbaar zijn, is van belang of sprake is van een bron van inkomen. Geregeld ontstaan daarover geschillen met de fiscus. Vooral met betrekking tot het objectief te verwachten voordeel.
Kostenaftrek
Voordat een natuurlijk persoon kosten met betrekking tot zijn IB-onderneming of overige werkzaamheid kan aftrekken, moet natuurlijk wel sprake zijn van een onderneming of werkzaamheid. En daarvoor is weer vereist dat sprake is van een bron van inkomen. De Belastingdienst heeft een handreiking gegeven voor wanneer sprake is van een bron van inkomen. Zie ook: ‘Handreiking bron van inkomen Belastingdienst’ . In ieder geval moet bij een bron van inkomen uit arbeid cumulatief zijn voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- De belastingplichtige neemt deel aan het economische verkeer. Dat betekent dat de activiteit tegen een vergoeding en buiten de privésfeer moet plaatsvinden.
- De belastingplichtige moet het subjectieve oogmerk hebben om winst te behalen.
- Men mag objectief gezien en in alle redelijkheid verwachten dat de activiteit (op lange termijn) een voordeel gaat opleveren.
Boek schrijven en uitbrengen
In de praktijk komt het geregeld voor dat een belastingplichtige kosten van een activiteit wil aftrekken, terwijl de inspecteur stelt dat geen bron van inkomen is. Vaak komt het geschil neer op de vraag of objectief gezien een voordeel is te verwachten. Zo had een man eind 2014 een boek uitgebracht in eigen beheer. Hij werkte in 2015 aan het verbeteren van zijn boek. Zo maakte hij kosten voor het wijzigen van afbeeldingen en vertalingen naar het Engels en het Duits. Uiteindelijk zijn twee exemplaren van het boek verkocht. Volgens de Belastingdienst en Hof Den Bosch was het schrijven en uitbrengen van dit boek geen bron van inkomen. Vanwege de negatieve resultaten in de jaren 2013 tot en met 2015 en de geringe omzet in 2016 was objectief gezien geen voordeel te verwachten.
Geen ongelijke behandeling
De man stelt nog dat het bronvereiste kleine ondernemers in een branche waarin hij opereert door de extreme concurrentie ongelijk behandelt ten opzichte van grote ondernemers. Grote ondernemers kunnen immers veel meer media-aandacht krijgen of creëren, aldus de man. Verder meent hij dat de fiscus hem ongelijk behandelt ten opzichte van kleine ondernemers die in een branche opereren waarin geen sprake is van extreme concurrentie. Maar het hof verwerpt deze argumenten. Ook van grote uitgeverijen eist de fiscus dat sprake is van een redelijkerwijs te verwachten voordeel. Daardoor is geen sprake van een ongelijke behandeling
Aanloopverliezen
Maar zelfs als wel sprake is van een bron van inkomen, zal een ondernemer vaak niet meteen winst maken als hij zijn onderneming start. Het is zelfs goed mogelijk dat hij al flinke kosten heeft moeten maken voordat sprake was van een onderneming. Zonder nadere regeling zouden deze kosten niet aftrekbaar zijn, omdat zij niet zijn gemaakt in het kader van een activiteit die een bron van inkomen vormt. Toch kan een startende ondernemer onder voorwaarden deze aanloopverliezen aftrekken. Daarbij bestaan de aanloopverliezen uit de kosten en lasten die zijn gemaakt in de eerste vijf jaren vóór het ontstaan van de onderneming. Deze kosten en lasten moeten ook verband houden met het starten van de onderneming. Aanloopverliezen zijn aftrekbaar in het eerste jaar waarin de belastingplichtige als ondernemer winst geniet voor zover:
- in de periode van vijf jaar vóór het ontstaan van de onderneming geen opbrengsten tegenvoer de kosten hebben gestaan; en
- de kosten niet op een andere manier in mindering op het belastbaar inkomen uit werk en woning zijn gebracht of waren te brengen.
Netwerkactiviteiten als bron van inkomen?
Maar soms stelt de inspecteur dat een activiteit een bron van inkomen vormt, terwijl de belastingplichtige dit bestrijdt. Zo zag een andere zaak voor Hof Den Bosch op een man die zich in het kader van een eenmanszaak bezig hield met het adviseren in, ontwikkelen en uitvoeren van (bedrijfs-) presentaties, seminars en trainingen. Daarnaast ontving de man inkomsten van een bedrijf dat voedingssupplementen verkocht via tussenpersonen. De man had nieuwe sub-verkopers geworven binnen een zogeheten member-get-member-systeem. De man had zelf eveneens producten van het bedrijf verkocht. Zijn genoten inkomsten bestonden uit de eigen verkoopopbrengsten en wervingspremies voor nieuwe sub-verkopers. Ook ontving hij commissies over verkopen van aangebrachte sub-verkopers uit het member-get-member-systeem. Volgens de Belastingdienst waren deze commissie-opbrengsten ook een bron van inkomen, terwijl de man dat betwistte.
Inspanning mag gering zijn
De inspecteur stelde voor het hof dat alleen met inspanning van de man het netwerk van sub-distributeurs was op te bouwen en te onderhouden. Deze inspanningen de man vormen een verklarende factor voor de positieve resultaten. Dat de hoogte van de commissie-opbrengsten onzeker is, deed daar niets aan af. Omdat de man weinig kosten maar wel positieve resultaten had, was hier sprake van een bron van inkomen. Het hof komt tot hetzelfde oordeel en stelt nog dat de inspanningen niet groot hoeven te zijn om tot voordeel te leiden. Van belang is dat een voordeel is te verwachten. Het hof merkt verder op dat de Belastingdienst per geval toetst of wordt voldaan aan de voorwaarden van een bron van inkomen. Hierin zit geen willekeur.
Regeling: art. 5 Uitv reg IB 2001
Bronnen: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 9 september (gepubliceerd 30 september 2021), ECLI:NL:GHSHE:2021:2832, 20/00715 en Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 17 september (gepubliceerd 28 september 2021), ECLI:NL:GHSHE:2021:2886, 20/00494
Geef een reactie