Een opdrachtnemer kan een grote afnemer hebben die pas betaalt als hij zelf ook zijn geld heeft ontvangen. In dat geval loopt de opdrachtnemer dus ondernemingsrisico.
Een man was op 30 juni 2014 gestopt met zijn handel in tweedehandsgoederen. Vanaf maart 2015 oefende hij een klusbedrijf uit. Daarbij ging het concreet om bouwwerkzaamheden die feitelijk plaatsvonden op een bouwplaats. Tussen de man en de Belastingdienst ontstond een geschil van mening over de fiscale kwalificatie van het klusbedrijf. Volgens de man behaalde hij al in 2015 winst uit onderneming met het klusbedrijf. Daardoor meende hij recht te hebben op de ondernemersaftrek. Maar de inspecteur stelde dat de man toen nog resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) genoot. Rechtbank Noord-Nederland besliste in het voordeel van de man. Zie NTFR 2021/680 en ‘Belastingdienst gebonden aan niet-ingetrokken VAR-wuo’. Maar de fiscus gaat in hoger beroep.
Normaal dat ondernemers met weinig afnemers beginnen
Voor Hof Arnhem-Leeuwarden voert de inspecteur aan dat de man in 2015 maar één afnemer had. Ook betwist hij dat de man ondernemersrisico liep. Het hof vindt echter dat men het werken voor één opdrachtgever niet los moet zien van het werken voor meer opdrachtgevers in latere jaren. Het is vrij gebruikelijk dat startende ondernemers weinig afnemers hebben. Daarnaast heeft de man geprobeerd om via mond-tot-mondreclame en het leggen van contacten meer opdrachtgevers te krijgen. Hij weet bovendien aannemelijk te maken dat hij alleen betaald kreeg voor zijn werkzaamheden als de ene afnemer betaald kreeg. Daardoor liep hij dus wel degelijk ondernemersrisico. Het hof verklaart het hoger beroep van de inspecteur daarom ongegrond.
Wet: art. 3.2, 3.4 en 3.74 Wet IB 2001
Geef een reactie