De kosten van ontbijt, lunch en diner die een ondernemer maakt tijdens zijn zakelijk verblijf elders zijn niet aftrekbaar van zijn fiscale winst.
Een man werkte via zijn eenmanszaak als consultant. De bedrijfsactiviteiten bestonden uit het verbeteren van bedrijfs- en informatieprocessen inclusief randvoorwaardelijke aspecten. In het kader van zijn aangenomen opdrachten, die vaak verschillende maanden duurden, huurde de man kamers of studio’s buiten zijn woonplaats. Voor en tussen de opdrachten volgde de man (in het buitenland) trainingen en opleidingen. Tijdens de perioden waarin hij in de gehuurde woonruimtes verbleef en zijn reizen naar de trainingen en opleidingen maakte de man verteerkosten. Dat zijn kosten van ontbijt, lunch en diner. De consultant trok 80% van deze verteerkosten af van zijn belastbare winst uit onderneming. De Belastingdienst vond echter dat de verteerkosten helemaal niet aftrekbaar waren. De inspecteur stelde namelijk dat deze uitgaven in de privésfeer lagen. Daarop begon de consultant een beroepsprocedure.
Privékarakter van verteerkosten
Maar Hof Den Haag bevestigt het standpunt van de fiscus. Het is wel zo dat de verblijfskosten voortkomen uit het verrichten van werkzaamheden of het uitvoeren van een opdracht elders. Dit soort kosten berusten dus op zakelijke overwegingen. Maar dat geldt niet voor de verteerkosten die een ondernemer tijdens zijn verblijf maakt. De noodzaak om te eten en te drinken heeft volgens het hof een overheersend privékarakter. Hierbij maakt het niet uit of de ondernemer deze verteerkosten thuis of elders maakt. Bovendien stelt de consultant niet dat hij maaltijden met collega’s heeft genuttigd. Het hof verwerpt ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel. Ondernemers en werknemers verkeren ten aanzien van het aftrekken van kosten en het eventueel onbelast ontvangen en verstrekken van vergoedingen in verschillende posities. Hierbij is dus geen sprake van gelijke gevallen.
Wet: art. 3.8 en 3.15, vijfde lid Wet IB 2001
Geef een reactie