Als een IB-ondernemer een pand uitsluitend gebruikt voor een samenwerkingsverband van ondernemers, is dat pand (buitenvennootschappelijk) ondernemingsvermogen.
Twee broers waren vennoten van een vof die een fitnesscentrum exploiteerde. De vof gebruikte vijf onroerende zaken voor deze exploitatie. Vier van deze onroerende zaken behoorden tot het ondernemingsvermogen van de vof. De broers waren ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van deze onroerende zaken. De vijfde onroerende zaak was de eigendom van een van de broers. In 2016 vonden de verkoop en levering plaats van de bedrijfsinventaris, goodwill en aanwezige voorraad van de vof. Daarnaast verhuurden de broers de vijf onroerende zaken aan de koper, een bv, voor een periode van tien jaren. In 2016 staakte de vof haar ondernemingsactiviteiten. De broer die eigenaar was van de vijfde onroerende zaak gaf in zijn aangifte inkomstenbelasting een negatief resultaat uit terbeschikkingstelling op. Hij stelde dat het vijfde pand voor 69,23% ter beschikking gesteld vermogen was. De inspecteur corrigeerde diverse posten in de IB-aangifte, waaronder het resultaat uit terbeschikkingstelling.
Geen terbeschikkingstelling
De Belastingdienst stelde namelijk dat het desbetreffende pand geen ter beschikking gesteld vermogen vormde, maar buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen. Toen de man in beroep ging, was Rechtbank Noord-Holland het (ook) op dat punt eens met de fiscus. Oefent een IB-ondernemer samen met anderen een onderneming uit? En is de ondernemer eigenaar van een pand dat hij uitsluitend gebruikt voor deze onderneming? Dan is dat pand volgens de rechtbank verplicht ondernemingsvermogen. Deze situatie is hier aan de orde, omdat de man de vijfde onroerende zaak uitsluitend heeft gebruikt ten behoeve van de vof. De Belastingdienst heeft de onroerende zaak daarom terecht bestempeld als buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen.
Wet: art. 3.8, 3.91 en 3.92 Wet IB 2001
Geef een reactie