De omstandigheid dat een IB-ondernemer een gebouw min of meer duurzaam bewoont, betekent niet per definitie dat bij sfeerovergang de zelfbewoning de waarde drukt.
In een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden had een vrouw samen met haar echtgenoot op 27 april 2004 een bouwperceel verkregen. Op dit perceel stond een vrijstaande woning met een loods. Voor de WOZ vormden beide gebouwen één onroerende zaak. Toch had elk gebouw ook een eigen ingang. Wel had de loods een zijdeur die uitkwam op de tuin van de woning. De vrouw had de loods gebruikt voor haar onderneming en aangemerkt als ondernemingsvermogen. De woning merkte zij aan als privévermogen. Op 1 mei 2016 staakte zij haar onderneming. De loods moest toen overgaan naar het privévermogen. Daarbij trok de vrouw een boekverlies op de loods af. Daarbij had zij onder meer rekening gehouden met haar zelfbewoning van de loods als waardedrukkende factor. De Belastingdienst stelt echter dat in dit geval de zelfbewoning de waarde van de loods niet drukt.
Afzonderlijke waardering woning en loods
Bij de behandeling van dit geschil haalt het hof het volgende uit de rechtspraak. Behoort een woning tot een complex van onroerende zaken dat als zodanig op complexwaarde wordt gewaardeerd? Dan bestaat onder omstandigheden aanleiding voor het in aanmerking nemen van een waardedrukkende factor voor de overige onroerende zaken die horen bij het complex. Maar in deze zaak is de waarde van de totale onroerende zaak vastgesteld door de som te nemen van de waarde van de woning en de waarde van de loods. De loods is dus niet samen met de woning op de complexwaarde gewaardeerd. Evenmin staat vast dat bij de verkoop van de onroerende zaken als complex de verkoopopbrengst hoger is dan bij verkoop van de afzonderlijke onderdelen. Deze omstandigheid is dus geen reden om een waardedrukkende factor op de waarde van de loods in aanmerking te nemen.
Duurzame zelfbewoning is geen zelfstandig criterium
Dat de vrouw de loods mede min of meer duurzaam voor woondoeleinden heeft gebruikt, is volgens het hof evenmin aanleiding om rekening te houden met een waardedrukkende factor. Het hof stelt namelijk dat het vereiste van min of meer duurzaam gebruik voor woondoeleinden geen zelfstandig criterium is voor de beoordeling of men rekening moet houden met een waardedrukkende factor wegens duurzame zelfbewoning. Bij de overgang van de loods naar het privévermogen verlaagt de duurzame zelfbewoning dus niet de waarde van de loods. Het hof stelt daarom de inspecteur in het gelijk.
Wet: art. 3.8 Wet IB 2001
Geef een reactie