Vanwege een hybride entiteitenbepaling in het belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika gold een tegemoetkoming voor cv/bv-structuren. De staatssecretaris van Financiën meent dat dit geen onrechtmatige staatssteun was.
Sinds 1 januari 2005 bevat het belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika (VS) een zogeheten hybride entiteitenbepaling. Deze bepaling ziet op entiteiten die volgens een van de verdragsstaten fiscaal transparant zijn. Daarbij viel vooral te denken aan Amerikaanse entiteiten die via een buitenlandse cv een belang hielden in een Nederlandse bv. Nederland zag de buitenlandse cv als fiscaal transparant, terwijl de VS de cv als zelfstandige entiteit aanmerkten. Zonder de hybride entiteitenbepaling kon zo’n cv een dubbele vrijstelling genieten. Maar sinds 1 januari 2005 wordt een bestanddeel van het inkomen, de winst of een ander voordeel dat een hybride entiteit geniet toegerekend aan een inwoner van een verdragsstaat. Tenminste, voor zover het belastingrecht van die staat dat bestanddeel behandelt als het inkomen, de winst of een voordeel van een inwoner.
Tegemoetkoming voor reële economische activiteiten
Na de invoering van de hybride entiteitenbepaling bleek dat steeds meer bedrijven de cv/bv-structuur gebruikten voor het ontplooien van reële economische activiteiten in of via Nederland. Grote bedrijven zouden Nederland kunnen verlaten als de fiscus geen tegemoetkoming bood. Daarom stelde de staatssecretaris van Financiën een goedkeurend besluit op. Dat besluit is overigens per 1 januari 2020 vervallen.
Geen uitbreiding goedkeuring
Over de totstandkoming van deze tegemoetkoming zijn diverse Kamervragen gesteld. De staatssecretaris laat weten dat de wetgever heeft overwogen om de tegemoetkoming ook buiten het belastingverdrag met de VS van toepassing te laten zijn. Er waren echter slechts een paar verdragen met hybride entiteitenbepalingen. Deze bepalingen weken bovendien af van de versie in het verdrag met de VS.
Europese Commissie niet ingelicht
De staatssecretaris heeft evenmin mogelijke staatssteunaspecten van de tegemoetkoming besproken met de Europese Commissie (EC). De staatssecretaris verklaart dat het niet inlichten van de EC over staatssteunaspecten niet gebruikelijk is. Maar hij meent dat de staatssteunrisico’s van de cv/bv-structuur zo beperkt waren dat het niet nodig was de EC of de Kamer hierover te informeren. Mocht de EC vaststellen dat de maatregel verboden staatssteun vormt, dan is Nederland verplicht die steun terug te vorderen. De EC heeft echter de cv/bv-structuren niet onderzocht en evenmin vastgesteld dat daarbij sprake is van onrechtmatige staatssteun. Bovendien is niet te achterhalen welke geldstromen zijn gerelateerd aan de cv/bv-structuur, aldus de staatssecretaris.
Verdrag: art. 24, vierde lid verdrag NL-VS
Besluit: Besluit IFZ2005/546 (tekst tot 1 januari 2020)
Bron: Ministerie van Financiën 7 september 2021, kenmerk 2021-0000171656
Geef een reactie