Voor de dagenbreuk in de verdragsbepaling met betrekking tot loon uit dienstbetrekking wordt een dienstreis voor de helft toegerekend aan land van vertrek en voor de helft aan land van aankomst.
Een man is inwoner van Nederland en staat in 2018 als ‘Goalkeeper Coach’ in dienstbetrekking tot een in Saudi-Arabië gevestigde werkgever. In geschil is hoe voor de toepassing van de evenredigheidsbreuk moet worden omgegaan met drie reisdagen waarop de man in het kader van zijn dienstbetrekking is gereisd vanuit en/of naar Saudi-Arabië. De inspecteur heeft elk van de reisdagen voor de helft in aanmerking genomen in de teller. Maar Hof Amsterdam (NTFR 2023/1833) heeft de man in het gelijk gesteld door uit te gaan van drie hele dagen. Daarop gaat de staatssecretaris van Financiën in cassatie. Advocaat-generaal (A-G) Pauwels heeft de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond te verklaren. Zie ook NTFR 2024/1442 en ‘A-G: teller en noemer dagenbreuk kunnen ook halve dagen zijn’.
Geen rekening houden met werkzaamheden buiten reistijd
De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G en vernietigt de hofuitspraak. Met het oog op een eenvoudige toepasbaarheid moet men de dag waarop een dienstreis naar een ander land is gemaakt, in alle gevallen voor de helft toerekenen aan het land van vertrek. Voor de andere helft moet men deze dag toerekenen aan het land van (uiteindelijke) aankomst. Daarbij maakt het niet uit hoe lang de dienstreis die dag heeft geduurd. De toerekening geldt ook ongeacht de overige op die dag verrichte werkzaamheden. Bij de toerekening dient men geen rekening te houden met werkzaamheden die op de reisdag eventueel buiten de reistijd zijn verricht.
Verdrag: art. 15, eerste lid Verdrag Nederland-Saudi-Arabië
Bron: Hoge Raad 24 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:109, 23/04063
Geef een reactie