Het Hof van Justitie van de EU heeft geoordeeld dat EU-lidstaten informatiehouders de kans moeten geven om in beroep te gaan tegen de uitwisseling van fiscale inlichtingen. Belastingplichtigen en derden daarentegen kunnen niet direct beroep instellen tegen de uitwisseling.
Gegevensuitwisseling
Diverse belastingverdragen tussen Nederland en andere landen bevatten een bepaling over het onderling uitwisselen van informatie. De fiscale autoriteiten dienen doorgaans een uitgewisselde inlichting geheim te houden voor andere dan fiscale autoriteiten. Vaak zullen de partijen bedingen dat de gegevensuitwisseling niet in strijd mag zijn met de nationale wetgeving of Europees recht. De verstrekte informatie moet in principe te halen zijn uit gegevens die volgens de wetgeving of normale administratie verkrijgbaar is. Het is evenmin toegestaan inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze onthullen. Hetzelfde geldt voor inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zijn zou met de openbare orde.
Prejudiciële vragen
In oktober 2016 en maart 2017 had de Spaanse belastingdienst de Luxemburgse belastingdienst verzocht om informatie over een vrouw die in Spanje woonde. De Spaanse fiscus hield namelijk een onderzoek naar haar belastingsituatie. De verzoeken waren gebaseerd op het Belastingverdrag Spanje-Luxemburg en het Unierecht rond de samenwerking op het gebied van belastingen. De Luxemburgse belastingdienst beval een Luxemburgse vennootschap en in tweede instantie een Luxemburgse bank om inlichtingen over de vrouw en over met Luxemburgse vennootschappen gesloten overeenkomsten te verstrekken. Beroep hiertegen is op grond van het Luxemburgse recht niet mogelijk. De vrouw en de Luxemburgse vennootschappen stelden toch beroep in tot nietigverklaring van de bevelen. De Cour administrative heeft vervolgens de volgende prejudiciële vragen aan het Hof gesteld:
- Is de Luxemburgse wetgeving in strijd met het Unierecht?
- Komt een rechtstreeks beroep toe (in plaats van tegen een eventuele boete) aan degenen tot wie het bevel om inlichtingen te verstrekken is gericht?
- Komt zo’n rechtstreeks beroep ook toe aan personen met andere hoedanigheden, namelijk die van de belastingplichtige tegen wie het onderzoek is gericht? Of aan derden die juridische, bancaire, financiële of economische banden onderhouden met de belastingplichtige?
Rechtstreeks beroep mogelijk
Volgens het Hof moeten de informatiehouders de mogelijkheid krijgen rechtstreeks beroep in te stellen tegen het informatiebevel. Zij moeten toegang hebben op een doeltreffende voorziening in rechte. Dat is niet het geval als iemand zich eerst niet moet houden aan het bevel, een boete ontvangt en dan pas beroep kan instellen. De Luxemburgse wetgeving op dit punt is dus in strijd met EU-recht.
Positie belastingplichtigen
Over de positie van de belastingplichtige oordeelt het Hof anders. De belastingplichtige kan geen rechtstreeks beroep instellen tegen het informatiebevel. De situatie van de belastingplichtige verschilt immers van die van de informatiehouders. De belastingplichtige kan zijn rechten uitoefenen als de informatie leidt tot een tot hem gericht besluit. Bijvoorbeeld de belastingaanslag. Het belang van de doeltreffendheid en snelheid van de samenwerking, die concreet gestalte geeft aan de doelstelling van bestrijding van internationale belastingfraude en -ontwijking maakt de maatregel met betrekking tot het ontbreken van een rechtstreeks beroep voor belastingplichtige geschikt en noodzakelijk.
Positie derden
Ook aan derden komt geen mogelijkheid van rechtstreeks beroep toe. Zij hebben weliswaar recht op een doeltreffende voorziening in rechte tegen willekeurige of onevenredige ingrepen van overheidsinstanties in hun privésfeer, maar daarin wordt voorzien door de mogelijkheid om in rechte op te treden om vast te stellen dat de door hun door het EU-recht gewaarborgde rechten zijn geschonden en vergoeding te krijgen van de schade die zij daardoor hebben geleden.
Automatische gegevensuitwisseling
Nederland is op grond van het Unierecht verplicht om aan de fiscale autoriteiten van andere lidstaten automatisch bepaalde gegevens van inwoners van die andere staten te verstrekken. Het moet in beginsel gaan om informatie die zich bevindt in de belastingdossiers in Nederland. Nederland moet de desbetreffende informatie binnen zes maanden na het verstrijken van het desbetreffende belastingjaar verstrekken. De andere lidstaat kan ervoor kiezen om bepaalde informatie niet te ontvangen. De in principe automatisch te verstrekken gegevens zijn:
- arbeidsinkomen
- directiehonoraria;
- levensverzekeringsproducten die niet vallen onder andere rechtsinstrumenten van de Raad van de Europese Unie inzake de uitwisseling van inlichtingen noch onder soortgelijke voorschriften;
- pensioenen; en
- eigendom van en inkomsten uit onroerende zaken.
Spontane verstrekking inlichtingen
De Nederlandse autoriteiten verstrekken in principe aan andere EU-lidstaten spontaan inlichtingen in de volgende gevallen:
- Er bestaat een vermoeden dat zonder deze inlichtingen in de andere lidstaat grofweg gezegd geen of te weinig belastingheffing zal plaatsvinden;
- Nederland heeft een vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting verleend die van invloed kan zijn op de belastingheffing in die andere lidstaat;
- In Nederland zijn (rechts)handelingen verricht met als doel het onmogelijk maken van belastingheffing in een andere lidstaat.
- Andere gevallen waarin de Minister van Financiën spontane informatie-uitwisseling geboden vindt.
Verdrag: art. 28 Verdrag Nederland-Spanje
Bron: Hof van Justitie van de EU 6 oktober 2020, ECLI:EU:C:2020:795, C-245/19
Geef een reactie