Een eenmalig bedrag aan tekengeld voor de terbeschikkingstelling van een sporter is belast met Nederlandse loonheffing als de dienstbetrekking in Nederland wordt verricht.
Een Belgische betaaldvoetbalorganisatie (BVO), had in 2010 een van haar voetballers uitgeleend aan een Nederlandse BVO. Deze voetballer woonde in België. Op 30 juli 2010 sloten de Belgische BVO en de voetballer een spelersovereenkomst die een oudere overeenkomst verving. De voorwaarden bleven hetzelfde met uitzondering van de toevoeging van een eenmalig tekengeld van € 350.000. Op 2 augustus 2010 ondertekenden de Belgische BVO en de voetballer een addendum bij de nieuwe spelersovereenkomst. Dat addendum verwees naar terbeschikkingstelling van de voetballer aan de Nederlandse BVO in het seizoen 2010/2011. Op 3 augustus 2010 kwamen de Belgische en de Nederlandse BVO overeen dat de Nederlandse BVO de voetballer ter beschikking kreeg gesteld.
Hof kent heffingsrecht toe aan Nederland
Vervolgens kwam de vraag op welk land mocht heffen over het eenmalige tekengeld. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat Nederland bevoegd is om loonbelasting te heffen over 11/12e deel van het eenmalige tekengeld dat vóór de uitlening is overeengekomen en door de voetballer in België is genoten. Dat vloeit voort uit artikel 17 Verdrag Nederland-België. De Nederlandse BVO is als inhoudingsplichtige daarover loonbelasting verschuldigd. Zie ook NTFR 2021/1822.
Dienstbetrekking is in Nederland vervuld
De Belgische BVO gaat in cassatie tegen de hofuitspraak, echter zonder succes. Uit vaste jurisprudentie volgt namelijk dat tekengelden loon vormen, ook voor de bepaling van het belastbaar buitenlands loon. Er is ook sprake van het vervullen van een dienstbetrekking in Nederland, als uit een (arbeids)overeenkomst volgt dat de werknemer de arbeid in Nederland zal verrichten. Daaraan doet niet af dat de arbeid nog niet is aangevangen. Aan een toerekening van tekengeld aan in Nederland te verrichten werkzaamheden staat evenmin in de weg dat het tekengeld vóór aanvang van de werkzaamheden in Nederland reeds vorderbaar en inbaar is geworden. Het oordeel van het hof dat men het heffingsrecht over het eenmalige tekengeld moet verdelen op basis van artikel 17 Verdrag Nederland-België is ook correct. De Hoge Raad verwijst daarvoor naar de gronden in de onderdelen 5.11 t/m 5.13 van de conclusie van A-G Wattel in deze zaak (zie NTFR 2022/426).
Verdrag: art. 17 Verdrag NL-België
Wet: art. 7.2, tweede lid, onderdeel b Wet IB 2001
Bron: Hoge Raad 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1041, 21/02654
Verdiepingscursus Internationale aspecten loonheffing
Loonheffingenspecialist mr. Hans de Vries zoomt in op de internationale aspecten van de loonheffingen. Daarbij onder meer aandacht voor belastingplicht van niet in Nederland wonende werknemers, inhoudingsplicht voor niet in Nederland gevestigde werkgevers, internationale sociale zekerheid, de internationale aspecten van de werkkostenregeling en de 30%-regeling. Ook komen praktische zaken aan de orde die een rol spelen in de loonadministratie voor grensoverschrijdende werknemers en wordt aandacht besteed aan de salary split.
Geef een reactie