Ook als iemand niet beschikt over een verdragsverklaring, kan een vóór 31 december 2017 genoten stamrecht voor een belastingverdrag tellen als een lijfrente.
In 2007 en 2011 heeft een man ontslaguitkeringen ontvangen en deze gebruikt als koopsom voor een stamrecht. Dit stamrecht brengt hij onder in een bv die hij zelf opricht. Deze bv keert in 2017 een bedrag van € 489.213 aan stamrechtuitkeringen uit aan de man. De man werkt sinds 1 augustus 2013 op Malta en beschikt daar over een appartement en een bedrijfsauto. Maar hij verblijft ook nog geregeld in Nederland, waar zijn ouders wonen. Daardoor komt de vraag op of de man fiscaal gezien inwoner is van Nederland of Malta. Het antwoord op deze vraag is van belang om te kunnen bepalen welk land mag heffen over de stamrechtuitkeringen. De man heeft eind 2015 de inspecteur van de loonheffingen om een verdragsverklaring verzocht. Maar deze inspecteur heeft dat verzoek afgewezen omdat hij meent dat de omstandigheden zijn veranderd.
Gelijkheidsbeginsel
Het geschil over het heffingsrecht met betrekking tot de stamrechtuitkering belandt uiteindelijk voor hof Den Haag. Tegen die tijd is niet meer in geschil dat de man inwoner is van Malta en dat het belastingverdrag tussen Nederland en Malta het heffingsrecht toewijst aan Nederland. Toch stelt het hof de man in het gelijk. Tot 19 mei 2017 keek de Belastingdienst bij het bepalen van het heffingsrecht over stamrechtuitkeringen naar de lijfrentebepaling in het verdrag. Dat bleek onjuist te zijn, zodat de fiscus nu kijkt naar de arbeidsbepaling. Maar de Belastingdienst stond belastingplichtigen met een verdragsverklaring tot 31 december 2017 toe het lijfrenteartikel van het verdrag toe te passen. Het hof merkt dit aan als begunstigend beleid. Op grond van het gelijkheidsbeginsel heeft de man ook recht op deze behandeling. Dat hij geen verdragsverklaring heeft, rechtvaardigt namelijk niet het verschil in behandeling.
Vertrouwensbeginsel
Overigens oordeelt het hof dat het beroep van de man op het vertrouwensbeginsel eveneens slaagt. De inspecteur van de loonheffingen heeft later ook de aanslag inkomstenbelasting van de man behandeld. Daardoor heeft hij voldoende gelegenheid gekregen om tot een oordeel over de fiscale woonplaats van de man te komen. Mede gezien de gedragslijn van de fiscus bij verdragstoepassing op stamrechtuitkeringen, mocht de man ervan uitgaan dat de inspecteur in zijn geval het lijfrenteartikel zou toepassen. In dat geval zouden de stamrechtuitkeringen niet in Nederland belast zijn.
Verdrag: art. 4, 16 en 19 Verdrag Nederland – Malta
Wet: art. 4 AWR
PE-Pitstop Emigratie van de aanmerkelijk belanghouder
Emigratie van de aanmerkelijkbelanghouder leidt in beginsel tot heffing van inkomstenbelasting. De (conserverende) aanslag behoeft echter niet altijd direct te worden voldaan; er kan uitstel van betaling worden verleend. Wanneer zich na de emigratie een handeling voordoet zoals bijvoorbeeld het uitkeren van dividend of overlijden van de ab-houder kan dit leiden tot invordering van de conserverende aanslag.
Tijdens deze PE-pitstop gaan de docenten hier dieper op in, waarbij zij ook aangeven welke verschillen er zijn indien wordt geëmigreerd naar een EU-land of een niet-EU-land en de impact van een belastingverdrag. Daarnaast gaan zij tijdens de cursus ook graag met jou de dialoog aan óf Nederland in alle situaties bevoegd is om de conserverende aanlag op te leggen, dan wel – al dan niet deels – in te vorderen.
In welke situaties leidt overlijden niet tot daadwerkelijke betaling (invordering) van de conserverende aanslag? De docenten beantwoorden deze vraag en bespreken tevens in welke situaties dubbele heffing van erfbelasting kan ontstaan bij overlijden na emigratie.
Geef een reactie