Het Hof van Justitie van de EU oordeelt dat men bij de toets of sprake is van staatssteun het begrip regeling ruim moet opvatten.
Verboden staatssteun
De EU hanteert als uitgangspunt dat staatssteun in strijd is met haar interne marktgedachte. In beginsel mogen lidstaten dus geen staatssteun verlenen. Volgens de EU is een bepaalde maatregel aan te merken als staatssteun als:
- deze maatregel leidt tot de bevoordeling van een onderneming;
- de steun alleen toekomt aan bepaalde ondernemingen (het selectiviteitsvereiste);
- de staat de steun bekostigt of als de steun is bekostigd met staatsmiddelen. Hoe dan ook moet de financiering toerekenbaar zijn aan die staat;
- de maatregel moet de concurrentie tussen lidstaten (dreigen te) belemmeren; en
- de maatregel heeft een ongunstige invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten.
Selectiviteitsvereiste
Om te zien of is voldaan aan het selectiviteitsvereiste, dient men de volgende stappen te doorlopen:
- vergelijk wat de (fiscale) situatie is of zou zijn als de maatregel niet zou gelden;
- stel vast of een door de betreffende (belasting)maatregel verleend voordeel selectief is. Dat houdt in dat men moet aantonen dat de maatregel afwijkt van de algemene regeling door het invoeren van differentiaties tussen marktdeelnemers die zich feitelijk en juridisch in een vergelijkbare situatie bevinden;
- als sprake is van een afwijkende regeling, ga na of deze voortvloeit uit de aard of de opzet van het (belasting)stelsel. In dat geval is de maatregel te rechtvaardigen.
Neerwaartse correlatieve aanpassing
In een wet van 21 juni 2004 voerde België een zogeheten correlatieve aanpassing (ca) in. De ca kan aan de orde zijn als twee vennootschappen binnen een internationale groep onderling grensoverschrijdende transacties aangaan. Het gaat dan om situaties waarin de gehanteerde verrekenprijzen onzakelijk, dat wil zeggen niet ‘at arms length’, zijn vastgesteld. In dat geval mag de winst die een van de twee betrokken vennootschapen door het toepassen van de onzakelijke voorwaarden niet heeft behaald worden begrepen in de winst van die vennootschap. Bij de andere vennootschap kan dan een negatieve ca van toepassing zijn. In de praktijk ontving de Belgische fiscus alleen verzoeken voor een neerwaartse aanpassing. De Europese Commissie (EC) stelde daarom dat de ca feitelijk verboden staatssteun vormde. Maar het Gerecht van de EU verwierp dat standpunt. Daarom probeert de EC het nog eens voor het Hof.
Uitleg over begrip staatssteun
Het hof oordeelt dat het Gerecht inderdaad van onjuiste opvattingen is uitgegaan. Het Hof verwijst de zaak terug naar het Gerecht. Daarbij moet het Gerecht wel op het volgende letten:
- Elke regeling, die het mogelijk maakt om aan ondernemingen individuele steun toe te kennen, telt als een regeling voor het toetsen van potentiële staatssteun. De vaste administratieve praktijk van de fiscus kan daarbij ook als een regeling tellen.
- De aanwezigheid van staatssteun is niet uitgesloten als een regeling steun toekent aan ondernemingen zonder dat daarvoor nog uitvoeringsmaatregelen zijn vereist.
- De begunstigde van een regeling die staatssteun vormt moet op algemene en abstracte wijze zijn omschreven.
Terugvordering
Is inderdaad sprake van verboden staatssteun, dan kan de EC bepalen dat de lidstaat deze steun moet terugvorderen. Daarbij moet de lidstaat de regels van de Wet terugvordering staatssteun in acht nemen. Vloeit de staatssteun voort uit de toepassing van een belastingwet? Dan zal de Belastingdienst in principe met naheffings- of navorderingsaanslagen de verboden staatssteun terugvorderen. Een nieuw feit is daarvoor niet nodig en verjaringstermijnen spelen geen rol. Ook kan de inspecteur een correctie doorvoeren om de oude toestand te herstellen. Daardoor heeft uiteindelijk de staatssteun de belastingplichtige geen voordeel opgeleverd. Eventueel kan de belastingplichtige op grond van de Unierechtelijke regeling nog rente zijn verschuldigd over de terug te betalen staatssteun. De heffing van invorderingsrente blijft echter achterwege.
Verdrag: art. 107 VWEU
Wet: art. 20a en 20b AWR en art. 63aa en 63ab Iw 1990 en art. 2 Wet terugvordering staatssteun
Bron: Hof van Justitie van de EU 16 september 2021, ECLI:EU:C:2021:741, C-337/19 P
Geef een reactie