Het Hof acht het bewezen dat de eigen woning waarvoor appellant in 2014 en 2015 de rente en de kosten van de hypothecaire geldlening in aftrek heeft gebracht van zijn inkomen, appellant als hoofdverblijf in de zin van de wet diende.
Meer informatie: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:OGHACMB:2019:161&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken
Geef een reactie