Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder het recreatieterrein terecht heeft aangemerkt als een niet-woning zoals bedoeld in artikel 220a, tweede lid van de Gemeentewet. Doorslaggevend is in dit verband of 70% of meer van de waarde van het recreatieterrein dient tot woning dan wel volledig dienstbaar is aan woondoeleinden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met zijn …
Meer informatie: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLIM:2018:12412&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken
Geef een reactie