CONCLUSIE PG Belanghebbende is tot het najaar van 1999 tophoudster van een concern en hield (middellijk) alle aandelen in een Belgisch coördinatiecentrum dat vorderingen had op diverse concernvennootschappen. Eind 1999 is het concern waartoe belanghebbende behoorde overgenomen door concern F. Concern F – met name actief op het gebied van consumentenverpakkingen – heeft besloten de concernonderdelen die zich bezig hielden met industriële verpakkingen te verkopen. Eind 2000 meldde zich een Amerikaanse koper die de aandelen in belanghebbende en haar Belgische dochters (waaronder het coördinatiecentrum) wilde overnemen van concern F. De consumentenvorderingen van het Belgische coördinatiecentrum waren niet in de verkoop begrepen en moesten binnen concern F blijven. Daartoe zijn via een aantal tussenstappen de consumentenvorderingen aan belanghebbende overgedragen, waarbij de koopsom is omgezet in een schuld van belanghebbende aan het Belgische coördinatiecentrum. Om de overdraagbaarheid van de aandelen in belanghebbende te vergroten, heeft belanghebbende haar vermogen verkleind door de consumentenvorderingen als dividend uit te keren aan haar moedermaatschappij (behorende tot concern F). Vervolgens zijn de aandelen in belanghebbende in maart 2001 verkocht aan de Amerikaanse koper. In 2001 was belanghebbende ruim € 13.000.000 rente verschuldigd aan het Belgische coördinatiecentrum. Vervolg inhoudsindicatie zie conclusie
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV1426
Geef een reactie