Het beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging verzet zich in casu niet tegen uitreiking van een tweede UTB. Ingevolge artikel 221 van het CDW dient het bedrag van de verschuldigde belastingen onmiddellijk na de boeking op daartoe geëigende wijze aan de schuldenaar te worden medegedeeld. Gelet op de exclusieve werking van deze direct werkende bepaling van Europees recht kan niet op grond van nationale wetgeving of beginselen worden gederogeerd aan de verplichting van de inspecteur om mededeling te doen van een geboekte douaneschuld. Nederland was als lidstaat van vertrek de aangewezen lidstaat om de douanerechten in te vorderen, op grond van artikel, 215, lid 1, derde gedachtestreepje, van het CDW. Dit geldt ook voor de heffing van omzetbelasting. Volgens vaste rechtspraak kan enig na afloop van de termijn van tien maanden alsnog geleverd bewijs niet afdoen aan de vastgestelde bevoegdheid van een lidstaat tot invordering van de rechten bij invoer en omzetbelasting. Indien belanghebbende van mening is dat op grond van artikel 239 van het CDW een teruggaaf moet worden verleend, dient hij daartoe overeenkomstig de daarvoor geldende procedure een verzoek in te dienen bij de inspecteur.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV2990
Geef een reactie