In geschil is of de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, vierde lid van de AWR terecht is toegepast. Tussen het moment waarop de inspecteur beschikte over de gegevens van belanghebbendes buitenlandse bankrekening en het moment waarop de onderhavige navorderingsaanslag is opgelegd, is een periode van ongeveer twee jaar en twee maanden verstreken. De rechtbank is van oordeel dat de aanslag met voldoende voortvarendheid is opgelegd. Uit de feiten komt naar voren dat partijen steeds de intentie hebben gehad om een vaststellingsovereenkomst met elkaar te sluiten. Het zou niet gepast zijn en zelfs getuigen van onbehoorlijk bestuur om dan een aanslag op te leggen zonder dat over de cijfers overeenstemming zou zijn bereikt. Partijen hebben in deze periode bij voortduring gecorrespondeerd over fouten, onduidelijkheden en verschillen in standpunten.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV5304
Geef een reactie