Voortzetting van LJN BU3194 De wachttijd van artikel 7:277 lid 2 BW die moet worden doorlopen na afwijzing van een vordering tot beëindiging van een huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik is uitsluitend bedoeld voor gevallen waarin de rechter na een inhoudelijke toetsing heeft geoordeeld dat van dringend eigen gebruik geen sprake is. De wachttijd is niet bedoeld voor gevallen waarin de rechter vanwege het nog niet voltooid zijn van de driejaarstermijn van artikel 7:274 lid 5 sub b BW niet aan een inhoudelijke toetsing van het beroep op dringend eigen gebruik is toegekomen. De rechter moet een beslissing als bedoeld in artikel 7:273 lid 2 BW over de duur van verlenging van de huur dan ook alleen geven indien hij na inhoudelijke toetsing van het gestelde dringend eigen gebruik de vordering tot beëindiging afwijst, en niet als hij de vordering tot beëindiging afwijst op de enkele grond dat niet aan de driejaarstermijn voldaan is. De keuze die de rechter volgens 7:273 lid 2 BW moet maken, moet hij kennelijk baseren op de mate van dringendheid die de verhuurders naar voren hebben gebracht en op de belangen van de huurders die daar tegenover zijn gesteld. Aan een dergelijke afweging komt de rechter in het geheel niet toe indien hij de vordering afwijst omdat niet aan de termijn van drie jaar is voldaan.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV5476
Geef een reactie