Voor de bepaling van de aanspraak op kinderopvangtoeslag moet de term “te betalen kosten”, zoals opgenomen in artikel 5 van de Wko, opgevat worden als: “daadwerkelijk gedane uitgaven, waardoor het vermogen van degene die de uitgaven heeft gedaan wordt aangetast”. De rechtbank is van oordeel dat eiseres door de methode zoals toegepast door het gastouderbureau geen kosten in bovenvermelde zin heeft gemaakt. Door de constructie waarbij de gastouder de ouderbijdrage aan de ouder terugschenkt, daargelaten of de ouderbijdrage daadwerkelijk is betaald en vervolgens wordt geschonken dan wel kwijtgescholden, wordt de vermogenspositie van eiseres immers niet aangetast.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV8170
Geef een reactie