Belanghebbende heeft na het overlijden van zijn vader de agrarische onderneming die hij in maatschapsverband dreef met zijn vader, voortgezet als eenmanszaak. Daarbij is het melkquotum geruisloos doorgeschoven, met toepassing van de resolutie van 14 december 1987, nr. DB87/7575 (BNB 1991/130). Bij verkoop binnen 10 jaar zou belanghebbende alsnog moeten afrekenen met de overige rechtverkrijgenden, in casu drie zussen. In het jaar 2000 komt het tot een afrekening met de zussen van belanghebbende; in totaal betaalt belanghebbende fl. 991.665,- en wenst dit bedrag van zijn winst af te trekken. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de boekwaarde van het melkquotum ten tijde van de maatschap nihil was en dat deze boekwaarde is doorgeschoven naar belanghebbende. Bij verkoop dient, volgens de inspecteur, afgerekend te worden en hij verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2004, nr. 39.152, LJN: BI1899, onder meer in BNB 2004/273*. Het Hof stelt de inspecteur in het gelijk, met onder meer als overweging dat er een heffingsvacuüm zou ontstaan als een deel van het doorgeschoven melkquotum als fiscale aftrekpost in aanmerking genomen zou mogen worden. Hoger beroep van belanghebbende ongegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV8229
Geef een reactie