Inkomsten uit buitenlandse bankrekening kunnen niet voor de helft aan partner worden toegerekend Belanghebbende woont samen met A, met wie hij een samenlevingsovereenkomst heeft gesloten. Zij hebben elkaar bij testament tot enig erfgenaam benoemd. Belanghebbende is houder van een buitenlandse bankrekening en heeft daarvan geen melding gemaakt in zijn aangifte. De inspecteur heeft navorderingsaanslagen opgelegd. In geschil is of de inkomsten uit de bankrekening slechts voor de helft aan belanghebbende kunnen worden toegerekend. Belanghebbende stelt dat zijn partner A voor de helft rechthebbende is tot de hoofdsom en de inkomsten van de bankrekening. Het hof overweegt dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan en dat hij overtuigend dient aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Het hof acht hem niet in die bewijslast geslaagd. De bankrekening behoort niet tot een huwelijksgemeenschap en evenmin is gebleken dat de bankrekening tot een andersoortige vermogensrechtelijke gemeenschap behoort. De bankrekening staat uitsluitend op naam van belanghebbende en het feit dat A gemachtigd is ten aanzien van de bankrekening wijst er op dat zij niet als rechthebbende kan worden aangemerkt, nu een rechthebbende geen machtiging behoeft om opnames te doen ten laste van de bankrekening. Gesteld noch gebleken is dat A een persoonlijk vruchtgenot ten aanzien van de bankrekening heeft. De omstandigheid dat de tegoeden op de bankrekening als spaarpotje voor belanghebbende en A gezamenlijk waren bedoeld, maakt nog niet dat A (deels) rechthebbende van de tegoeden of de opbrengsten daarvan is. De opgelegde boete van 50% wordt, uitsluitend wegens overschrijding van de redelijke termijn, verminderd met 5%. (Hoger beroep ongegrond.)
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV8348
Geef een reactie