CONCLUSIE PG Belanghebbende exploiteert een bouw- en aannemingsbedrijf en is als zodanig ondernemer in de zin van de omzetbelasting. Zij sluit op 10 april 2003 een aanneemovereenkomst met opdrachtgever A vof (hierna: A). De overeenkomst strekt tot de bouw van een bedrijfsverzamelgebouw op een terrein dat A van gemeente Q (hierna: de gemeente) in erfpacht zou verkrijgen. Met betrekking tot het bouwterrein had A met de gemeente op 19 maart 2003 een overeenkomst gesloten tot vestiging van een recht van erfpacht. Deze overeenkomst voorzag erin dat A, vooruitlopend op het verlenen en aanvaarden van de erfpacht, het bouwterrein in gebruik mocht nemen. De vestiging van de erfpacht heeft uiteindelijk – wegens financiële problemen van A – niet plaatsgevonden. Belanghebbende heeft wel een aanvang gemaakt met de bouw en heeft A verschillende bouwtermijnen gefactureerd. Omdat A de gefactureerde bouwtermijnen niet betaalde, heeft belanghebbende de bouw stop gezet en diverse stappen ondernomen om de termijn bedragen te incasseren. A is de op 9 augustus 2005 failliet verklaard. Nadien heeft belanghebbende van de gemeente het perceel met daarop het in aanbouw zijnde gebouw in erfpacht verkregen voor een bedrag dat niet veel hoger was dan de canon waarvoor A het onbebouwde perceel in erfpacht zou hebben verkregen van de gemeente, als dat erfpachtrecht gevestigd zou zijn. Belanghebbende heeft het erfpachtrecht op het perceel later voor een (aanzienlijk) hoger bedrag aan een derde overgedragen. Vervolg inhoudsindicatie: zie conclusie
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV8952
Geef een reactie