Belanghebbende is een zogenaamd “open-end” beleggingsfonds, gevestigd in Finland en aldaar niet onderworpen aan een belastingheffing naar de winst. Om die reden heeft belanghebbende de op aan haar uitgekeerde dividenden ingehouden dividendbelasting ad € 35.323,- niet kunnen verrekenen in het kader van voorkoming van dubbele belasting. Een verzoek aan de inspecteur om teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting heeft deze afgewezen. Belanghebbende stelt dat er sprake is van discriminatie en dat het niet verlenen van teruggaaf in strijd is met het vrije kapitaalverkeer van artikel 56 van het EG-verdrag. Het Hof oordeelt allereerst dat er gelet op de feiten sprake is van een fonds voor gemene rekening als bedoeld in artikel 2, lid 1, onderdeel f, wet Vpb 1969. Belanghebbende stelt vervolgens dat de in artikel 10, lid 3, Wet Dividendbelasting 1965 genoemde voorwaarde, de zgn. tweede vrijstellingstoets, in strijd is met het vrije kapitaalverkeer. Het Hof oordeelt dat de situatie van belanghebbende objectief vergelijkbaar is met met de situaties waarop artikel 10, lid 1, wet Dividendbelasting 1965 ziet en verwijst daarbij nog naar het arrest HvJ EG 18 juni 2009, nr. C-303/07 (Aberdeen Property Finivest Alpha Oy). Het Hof concludeert vervolgens dat het niet verlenen van teruggave dividendbelasting een willekeurige indirecte discriminatie vormt. Hoger beroep van belanghebbende gegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BV9630
Geef een reactie