Belanghebbende is als bestuurder aansprakelijk gesteld voor een naheffingsaanslag omzetbelasting, opgelegd aan een BV waarvan hij alle aandelen bezit. De uitspraak op bezwaar is aangetekend aan belanghebbende verzonden, en bij het vergeefs aanbieden van dit poststuk heeft de postbode een bericht achtergelaten inhoudende dat belanghebbende gedurende drie weken dit poststuk kon ophalen op postkantoor X. Toen belanghebbende dit poststuk binnen deze termijn wilde ophalen was dit postkantoor gesloten en bij het vervangende postkantoor was men niet bekend met een aangetekend stuk dat zou worden opgehaald. De Ontvanger heeft vervolgens de uitspraak per gewone post toegezonden en belanghebbende is vervolgens binnen 14 dagen in beroep gekomen. Het Hof oordeelt, in tegenstelling tot de rechtbank, dat belanghebbende terecht een beroep op artikel 6:11 Awb doet en acht hem ontvankelijk. daarmee schiet belanghebbende niet veel op want, zo oordeelt het Hof, er is niet tijdig melding gedaan van de betalingsonmacht en belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het niet tijdig melden niet aan hem te wijten is en dus is belanghebbende terecht aansprakelijk gesteld voor de betreffende omzetbelastingschuld. Dit betreft tevens de rente en de invorderingskosten. Het hoger beroep is gegrond, het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep is ongegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BW2511
Geef een reactie