Invorderingswet. Bestuurdersaansprakelijkheid. Eiser is enig aandeelhouder en bestuurder van [D BV]. Eiser is aansprakelijk gesteld voor een aan [D BV] opgelegde en onbetaald gebleven naheffingsaanslag omzetbelasting, voor door [D BV] verschuldigde en onbetaald gebleven loonbelasting en voor in verband daarmee ingevorderde boeten, kosten en rente. De rechtbank overweegt dat de naheffingsaanslag omzetbelasting het gevolg is van opzet van [D BV], nu – naar verweerder onweersproken heeft gesteld – gedurende de jaren 2007 tot en met 2009 bewust nihilaangiften zijn gedaan. Eiser is daarvoor, op grond van art. 7, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit, terecht aansprakelijk gesteld. Voor de loonbelasting is eiser ook terecht aansprakelijk gesteld omdat aannemelijk is dat het niet betalen daarvan het gevolg is van kennelijk onbehoorlijk bestuur van eiser, nu in de jaren 2008 tot en met 2010 de vordering in rekening-courant van [D BV] op eiser sterk is opgelopen en eiser daarvoor geen afdoende verklaring heeft gegeven. Voor de boeten, rente en kosten is eiser ten onrechte aansprakelijk gesteld, omdat gesteld noch gebleken is dat het belopen daarvan aan eiser is te wijten. Beroep gegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BW3136
Geef een reactie