Een belastingplichtige ondernemer verkoopt goederen aan afnemers in andere EU-lidstaten. De Inspecteur weigert toepassing van het tarief van nihil voor de intracommunautaire leveringen en heft omzetbelasting na. Hof ’s-Hertogenbosch geeft een algemeen juridisch kader voor de beoordeling van intracommunautaire leveringen. In de kern komt dit kader erop neer, dat een leverancier bij afhaaltransacties het tarief van nihil mag toepassen als een afnemer zich bij deze leverancier meldt met een BTW-identificatienummer en de afnemer belooft de goederen buiten Nederland te brengen. Als de inspecteur later constateert dat de goederen niet buiten Nederland zijn gebracht en/of het BTW-identificatienummer niet klopt dan mag de inspecteur de omzetbelasting op grond van het communautaire rechtszekerheidsbeginsel niet naheffen. De inspecteur mag alleen naheffen (1) als de inspecteur aannemelijk maakt dat de leverancier actief bij belastingfraude met de transacties is betrokken of (2) als de inspecteur aannemelijk maakt dat de leverancier tegen zijn wil bij belastingfraude met de transacties betrokken is geraakt en de leverancier niet alles heeft gedaan om te voorkomen dat hij bij die belastingfraude betrokken zou raken. De naheffingsaanslag wordt vernietigd, omdat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat de belastingplichtige bij belastingfraude betrokken is geraakt.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BW7153
Geef een reactie