De waarde van de onroerende zaak van belanghebbende is per peildatum 1 januari 2003 vastgesteld op € 235.000. Voor het belastingjaar 2006 heeft de heffingsambtenaar een herzieningsbeschikking genomen en een aanslag OZB vastgesteld op basis van de hogere WOZ-waarde. De rechtbank heeft de herzieningsbeschikking én de aanslag OZB vernietigd, omdat niet aan de voorwaarden voor het opleggen van een herzieningsbeschikking was voldaan. Vervolgens legt de heffingsambtenaar een nieuwe aanslag OZB voor het jaar 2006 op, naar een grondslag van € 235.000. Volgens het hof is dat echter niet mogelijk. Een primitieve aanslag kan slechts eenmaal worden opgelegd. Het is niet mogelijk om na de oplegging en vernietiging van een primitieve aanslag onroerende zaakbelasting voor een onroerende zaak over een bepaald belastingjaar aan een bepaalde belastingplichtige, voor dezelfde onroerende zaak een tweede primitieve aanslag onroerende zaakbelasting op te leggen over hetzelfde belastingjaar aan dezelfde belastingplichtige. Door het opleggen van een primitieve aanslag is de bevoegdheid tot heffen derhalve uitgeput. De rechtbank heeft een onjuiste beslissing genomen door de aanslag te vernietigen; deze had moeten worden verminderd naar de lagere grondslag. Door geen hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak heeft de heffingsambtenaar zijn kansen verspeeld. Een naar de vorm van een primitieve aanslag opgelegde belastingaanslag kan nog wel als navorderingsaanslag in stand blijven indien aan de vereisten voor navordering is voldaan, maar aan de voorwaarden voor navordering is in dit geval niet voldaan. De tweede WOZ-beschikking en de tweede aanslag worden door het Hof vernietigd. (Hoger beroep gegrond.)
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BW8454
Geef een reactie