De omstandigheden dat de autoriteiten van Guinee op 8 juni 2012 een laissez passer hebben verstrekt, dat het annuleren van de op 7 juli 2012 geplande uitzetting niet aan de vreemdeling is te wijten en dat niet vaststaat dat de uitzetting, indien de vreemdeling zijn volledige medewerking zou hebben verleend, binnen de in art. 59, lid 5 Vw 2000 bedoelde termijn had kunnen plaatsvinden, laten onverlet dat de vreemdeling door zijn afwijzend en weigerachtig gedrag het onderzoek van de diplomatieke vertegenwoordiging heeft belemmerd en vertraagd. De Rb. heeft hieraan ten onrechte geen betekenis toegekend. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat de minister de weigering medewerking te verlenen niet aan het verlengingsbesluit ten grondslag heeft kunnen leggen. (…) Uit de hiervoor aangegeven bewoordingen in voormelde taalversies kan worden afgeleid dat ‘in beperkte mate’ aldus moet worden opgevat, dat het verlengen van de maatregel is beperkt tot die gevallen, waarin aan de onder a en/of b vermelde voorwaarde(n) is voldaan. (…) De vreemdeling stelt derhalve terecht dat de omstandigheid, dat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op korte termijn zal worden uitgezet, ingevolge art. 59, lid 6 Vw 2000 geen grond biedt voor het verlengen van de duur van de maatregel.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BX6309
Geef een reactie