Belanghebbende is een amateurvoetbalvereniging. In 2002 is “Stichting A” (hierna de Stichting) opgericht. De Stichting heeft ten doel het bevorderen van de sportbeoefening bij belanghebbende. Tussen belanghebbende en de Stichting is hierover een overeenkomst gesloten. Een speler die bij belanghebbende in de A-selectie komt spelen, sluit een overeenkomst met belanghebbende en een overeenkomst met de Stichting. Op basis van deze overeenkomsten betaalt belanghebbende aan de spelers een onkostenvergoeding en de Stichting een vaste en een variabele bijdrage. Het Hof heeft, in navolging van de Rechtbank, overwogen, dat de spelers feitelijk bij belanghebbende in dienstbetrekking zijn. De Stichting betaalt de vergoedingen aan de spelers vanwege het feit dat de spelers hun prestaties leveren aan belanghebbende en belanghebbende verschaft de Stichting hiervoor de financiële middelen. De spelers wonen de trainingen van belanghebbende bij, maken deel uit van de selectie van belanghebbende bij wedstrijden en behalen resultaten bij deze wedstrijden. Voor deze prestaties worden zij betaald door de Stichting namens althans met medeweten van belanghebbende. Belanghebbendes beroep op gelijkheidsbeginsel faalt, nu de situatie bij andere clubs, die wel loonheffing hebben ingehouden op de betalingen aan hun spelers, niet dezelfde is. Reeds daarom is er geen sprake van vergelijkbare gevallen. Voor zover belanghebbende stelt dat de Inspecteur de naheffingsaanslag ten onrechte heeft opgelegd bij gebrek aan belang, nu de spelers hun vergoedingen in de inkomstenbelasting aangeven, kan die stelling niet worden gevolgd. Het belang van de heffing in de loonbelastingsfeer schuilt in de heffing van de premies voor de sociale verzekeringen. Ten slotte verwerpt het Hof belanghebbendes stelling, dat de discussie met de Inspecteur voor en na het opleggen van de naheffingsaanslag te lang heeft geduurd.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BX7088
Geef een reactie