Successierecht. Waardering woning. Op 1 november 2010 overleed de moeder van eiser. Tot haar nalatenschap behoorde haar woning waaraan per de waardepeildatum 1 januari 2009 een WOZ-waarde was toegekend van € 395.000. De erfgenamen hebben de woning op 17 februari 2011 verkocht voor € 348.000. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder de woning in aanmerking genomen voor de WOZ-waarde van € 395.000. In geschil is of de woning ten tijde van de erfrechtelijke verkrijging als woning in gebruik was en de waarde van de woning. De rechtbank oordeelt dat een redelijke wetsuitleg meebrengt dat een onroerende zaak in gebruik is als woning als de onroerende zaak wordt bewoond of naar aard en bestemming als woning dient. Artikel 21, vijfde lid, van de Successiewet geldt daarom ook voor een woning die ten tijde van de verkrijging leeg en te koop staat. De rechtbank is verder van oordeel dat dit artikellid een lex specialis is van het eerste lid. De woning moet daarom in aanmerking worden genomen naar de WOZ waarde en niet naar de werkelijke waarde ten tijde van de verkrijging. Aangaande het ontbreken van tegenbewijsregeling wijst de rechtbank op artikel 11 van de Wet algemene bepalingen en aangaande eisers beroep op het recht van eigendom volgens artikel 1 van het Eerste protocol van het EVRM op de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever. Beroep ongegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BY8894
Geef een reactie