Bouwleges. Raming. Uit Hoge Raad 27 juni 2008, nr. 42.333, LJN: BD5469, BNB 2008/236 volgt dat bij de berekening van het legestarief bij de bepaling van de bouwkosten in beginsel moet worden uitgegaan van de overeengekomen aannemingssom indien die er is. De rechtbank oordeelt dat als verweerder desondanks wil uitgaan van een raming van de bouwkosten, op verweerder de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat de overeengekomen aannemingssom niet kan dienen ter bepaling van de bouwkosten. Verweerder slaagt in die bewijslast op grond van het door hem ingebrachte rapport met een raming die zoveel hoger uitkomt dan de overeengekomen aannemingssom, dat het vermoeden is gerechtvaardigd dat de aannemingssom niet alle vergunde werkzaamheden betreft. Eiseres heeft dit vermoeden niet kunnen weerleggen, omdat zij geen inzicht heeft gegeven in het volledige aan de opdrachtbevestigingen ten grondslag liggende bestek. Beroep ongegrond.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BZ4396
Geef een reactie