Verblijfsvergunning regulier. Verblijf bij kind. Gezinsleven. 8 EVRM. Belangenafweging. Belangen kind . De rechtbank is van oordeel dat verweerder uit de feiten in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat aan het gezinsleven door eiseres feitelijk geen invulling (meer) wordt gegeven. De rechtbank hecht eraan daarbij te vermelden dat sprake is van een uitzonderlijke zaak, waarbij de contacten tussen eiseres en haar dochter door BJZ als niet wenselijk, want schadelijk voor het kind, worden beschouwd. Het standpunt van BJZ is in de verschillende uitspraken van de civiele rechter met betrekking tot de omgangsregeling en het ouderlijk gezag overgenomen. Ter wille van het welzijn van de dochter van eiseres zijn beide ouders van het ouderlijk gezag ontheven. Derhalve staat in rechte vast dat contacten tussen eiseres en de dochter niet in het belang zijn van de dochter. Voor zover eiseres dan ook heeft betoogd dat het bestreden besluit strijdig is met artikel 8 van het EVRM verwerpt de rechtbank deze beroepsgrond. Het gezinsleven dat eiseres op grond van de biologische band heeft met haar dochter is geen gezinsleven dat door artikel 8 van het EVRM dient te worden beschermd. Niet gezegd kan worden dat verweerder in deze een onjuiste of onvolledige belangenafweging heeft gemaakt. Het feit dat omgang tussen eiseres en haar dochter moet worden geacht schadelijk te zijn voor de dochter is dermate zwaarwegend dat reeds daarom aan artikel 8 van het EVRM geen bescherming kan worden ontleend.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=CA0364
Geef een reactie