Vennootschapsbelasting. Belanghebbende (een BV) heeft ten behoeve van haar dga een pensioenregeling getroffen en daartoe in eigen beheer een pensioenvoorziening gevormd. Belanghebbende heeft de pensioenverplichting aan een stichting overgedragen. Art. 3.26, eerste lid, Wet IB 2001 blijft ook na overname van een pensioenverplichting door een derde – tegen een vergoeding in de vorm van een jaarlijkse premie dan wel van een eenmalige koopsom – onverminderd van kracht, tenzij de uitzondering van art. 3.27 Wet IB 2001 van toepassing is. De inspecteur heeft terecht een correctie ten bedrage van € 288.029 aangebracht ter zake van de door belanghebbende ten onrechte gehanteerde na-indexatie van 2,11 percent, tenzij de uitzondering van art. 3.27 Wet IB 2001 van toepassing is. De rechtbank is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de aftrek van de overnamevergoeding ten onrechte heeft plaatsgevonden voor zover de pensioenverplichting meer bedraagt dan het geval zou zijn indien bij de berekening daarvan een rekenrente van ten minste vier percent zou zijn toegepast. Uitgaande van de in dit geschil vaststaande rekenrente van 3,74 percent, heeft de inspecteur ten onrechte een correctie ten bedrage van € 24.916 aangebracht ter zake van het verschil tussen deze rekenrente en een rekenrente van vier percent. De uitzondering van art. 3.27 Wet IB 2001 is niet van toepassing nu niet is voldaan aan de voorwaarde dat de opgebouwde pensioenrechten geheel moeten zijn afgefinancierd.
Meer informatie: http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=CA1431
Geef een reactie