Tot 1 januari 2017 bedroeg de standaardbijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak 25%. Daarna werd de bijtelling verlaagd naar 22%. Maar deze verlaging geldt alleen voor auto’s waarvan de zogeheten datum eerste toelating ligt na 31 december 2016. Advocaat-generaal (A-G) Niessen meent dat de wetgever dit overgangsrecht mocht invoeren.
Een werkgever was in beroep gegaan tegen de toepassing in 2017 van een bijtelling van 25% vanwege het privégebruik van een auto met als datum eerste toelating 21 augustus 2015. Rechtbank Den Haag wees het beroep van de werkgever af (zie ook: ‘Bijtelling privégebruik auto blijft 25% voor auto’s van vóór 2017’). De werkgever ging vervolgens in sprongcassatie. De A-G adviseert echter de Hoge Raad om dit cassatieberoep ongegrond te verklaren. Bij de keuze om al dan niet een overgangsregeling in te voeren heeft de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid, zo redeneert de A-G. Deze overgangsregeling ontbeert evenmin elke redelijke grond. Dat de werkgever hoopt dat de belastingwetgeving ten gunste van hem zal worden gewijzigd, betekent niet dat geen sprake is van een ‘fair balance’. Bovendien meent de A-G dat het voor de werkgever nadelige verschil van 3% niet buitensporig is.
Wet: artt. 13bis, eerste lid, onderdeel a en 36c, eerste lid Wet LB 1964
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad 27 februari 2018 (gepubliceerd 16 maart 2018), ECLI:NL:PHR:2018:201
Geef een reactie