De belanghebbenden in de tipgeverzaak hebben bij de Hoge Raad een verzoek ingediend om een eerder arrest te herzien. Volgens Advocaat-generaal (A-G) IJzerman is herziening niet nodig, omdat de Hoge Raad destijds de zaak had verwezen en de verwijzingsprocedure de belanghebbenden genoeg nieuwe kansen biedt.
De tipgeverzaak verliep simpelweg gezegd als volgt. De FIOD kreeg van een tipgever te horen dat bepaalde personen hun rekeningen bij drie Luxemburgse banken hadden verzwegen. De Belastingdienst legde deze belastingplichtigen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en boeten op. Toen het tot een beroepsprocedure kwam, vernietigde Hof Arnhem de aanslagen en boetes omdat de fiscus weigerde de naam van de tipgever te overleggen. De Hoge Raad oordeelde in zijn arrest van 18 december 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3600) dat het Hof te ver was gegaan. Zo had het hof miskend dat men ten behoeve van de waarheidsvinding alle omstandigheden van de zaak moet meewegen. Dus ook het belang van de niet overgelegde stukken. De Raad begreep evenmin het oordeel van het hof, dat onzekerheid over de betrouwbaarheid van de tipgever automatisch leidde tot vernietiging van de navorderingsaanslagen. Volgens de Hoge Raad waren er nog steeds redenen om de informatie, die de tipgever had verstrekt, te toetsen op betrouwbaarheid. De Hoge Raad verwees daarom de zaak door naar Hof Den Bosch.
Nieuwe omstandigheden
In 2016 meldde Nieuwsuur dat de Belastingdienst in de tipgeversovereenkomst de geheimhouding van de tipgever niet had gegarandeerd (zie: Fiscus informeert rechters onjuist in tipgeverzaak). De belanghebbenden willen daarom dat de Hoge Raad zijn arrest van 18 december 2015 herziet. De A-G meent dat de belanghebbenden deze nieuwe informatie kunnen inbrengen in de verwijzingszaak. Bovendien stelt de A-G dat de kwestie over het al dan niet absolute karakter van de verplichting van de fiscus om de identiteit van de tipgever geheim te houden geen rol speelde in het tot stand komen van de verwijzingsopdracht. De A-G adviseert de Hoge Raad daarom het herzieningsverzoek af te wijzen.
Reactie mr. Mark Hendriks
‘De conclusie van de A-G legt een behoorlijk rechtstekort bloot in ons fiscale rechtsbestel’, aldus mr. Mark Hendriks (Jaegers & Soons) in een reactie aan Taxence. ‘Dat tekort vloeit voort uit de beperkte mogelijkheden van de Hoge Raad om feiten te toetsen. Omdat de regel is dat latere rechtspraak geen grond vormt voor herziening, komt de vraag op wat dan nog de betekenis is van de herzieningsprocedure in het geval de Hoge Raad arrest heeft gewezen. Positief is dat de A-G in ieder geval concludeert dat de belastingplichtige ontvankelijk is. Anders zou de deur gelijk zijn dichtgeslagen. Maar eenmaal door deze poort kan de Hoge Raad niet veel meer. Dat is jammer. In deze procedure blijft de schade mogelijk beperkt, omdat er nog een verwijzingsprocedure loopt. De A-G adviseert de Hoge Raad de nieuwe informatie in die procedure aan de orde te laten komen. Als de Hoge Raad op hetzelfde spoor zit als de A-G verdient het aanbeveling dat hij dit advies expliciet opneemt in zijn beslissing of overwegingen, zodat er ook geen misverstand over kan bestaan dat het novum expliciet aan de orde kan en moet komen in verwijzing. Overigens zie ik dat toch als een vorm van herziening, want de verwijzingsopdracht verschiet daarmee toch van kleur.’
De A-G komt ten slotte tot de conclusie dat het novum naar zijn mening niet tot een andere uitspraak van de Hoge Raad zou hebben geleid. Hendriks: ‘Op dat punt wacht ik met belangstelling het arrest af van de Hoge Raad. Anders dan de A-G lees ik in het arrest van de Hoge Raad niet dat hij reeds is uitgegaan van een inspanningsverplichting van de Belastingdienst om de naam van de tipgever geheim te houden.’
Wet: artikelen 8:31 en 8:119, eerste lid Awb
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 27 oktober 2016 (gepubliceerd 2 november 2016), ECLI:NL:PHR:2016:1054
Geef een reactie