Stel een onderneming gehuisvest in een huurpand en een leeg, te koop staand voormalig ondernemingspand worden geruisloos ingebracht in een holding. Vervolgens zakt de onderneming bij een bedrijfsfusie uit naar een werkmaatschappij. Kan de holding de winst behaald bij de verkoop van het pand in een herinvesteringsreserve opnemen?
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden kan geen herinvesteringsreserve (HIR) worden gevormd. De ondernemingsactiviteiten zouden na de bedrijfsfusie zijn veranderd van het drijven van in dit geval een apotheekonderneming (in het pand) in het louter aanhouden van het pand met de intentie van verkoop. De juridische scheiding tussen apotheekexploitatie en pand bracht volgens het hof een functiewijziging mee die een 'nieuwe ondernemingsactiviteit' in de zin van HR BNB 2008/213 inhield. Het pand verloor op dat moment de functie van bedrijfsmiddel, aldus het hof. Zie: ‘Geen HIR voor pand dat buiten inbreng blijft’. A-G Wattel vindt de beslissing van het hof onbegrijpelijk, want de bedrijfsfusie veranderde niets aan de feitelijke of juridische status van het pand. De enkele bedrijfsfusie kan de regel van HR BNB 2008/213 niet uitschakelen en kan geen ‘nieuwe ondernemingsactiviteit’ inhouden als er feitelijk en juridisch niets verandert met betrekking tot het pand. De intenties van de holding of van haar aandeelhoudster konden wel invloed hebben op die status, maar die had het hof niet onderzocht. De A-G adviseert de Hoge Raad het beroep in cassatie van de bv daarom gegrond te verklaren.
Wet: artikelen 3.30, eerste lid, 3.54 en 3.65 Wet IB 2001 en artikel 8, eerste lid Wet Vpb 1969
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 3 december 2015 (gepubliceerd 18 december 2015), ECLI:NL:PHR:2015:2397
Geef een reactie