Feitelijk wordt de vermogenswinst van een woning in box 3 berekend op basis van de waarden van het jaar vóór het belastingjaar. Toch concludeert Advocaat-generaal Pauwels dat een koersbijstelling niet nodig is.
In zijn conclusie gaat de Advocaat-generaal (A-G) vooral in op het bepalen van het werkelijk rendement voor de box 3-heffing over een tweede woning. Daarbij behandelt hij ten eerste de vraag op basis van welke WOZ-waarden men de vermogenswinst op een tweede woning moet bepalen. Uit een arrest van de Hoge Raad (NTFR 2024/1055) blijkt dat men moet werken met de WOZ-waarden van de woning aan het begin en aan het einde van het jaar. De A-G begrijpt het arrest als volgt. Men moet de vermogenswinst stellen op het verschil tussen de WOZ-waarde van het jaar na het belastingjaar en de WOZ-waarde van het belastingjaar. Maar dit impliceert dat men feitelijk de waardemutatie over het jaar vóór het belastingjaar vaststelt. De WOZ-waardepeildatum ligt immers één jaar voor het begin van het kalenderjaar waarvoor men de WOZ-waarde vaststelt. Na een analyse ziet de A-G echter geen reden voor een koersbijstelling.
Duidelijk oordeel over voordeel eigen gebruik gewenst
De volgende vraag is, of men bij het bepalen van het werkelijk rendement ook rekening moet houden met enig voordeel wegens eigen gebruik van een tweede woning. Volgens de A-G heeft Hof Den Haag in de voorafgaande zaak impliciet geoordeeld dat het voordeel wegens eigen gebruik van een tweede woning niet tot het werkelijk rendement behoort. Zie ook: ‘Ongerealiseerde waardestijging is geen echt rendement’. De staatssecretaris van Financiën heeft dat impliciete oordeel niet bestreden. Toch geeft de A-G de Hoge Raad in overweging om in deze zaak ten overvloede duidelijkheid te geven over de kwestie. De A-G concludeert zelf dat het voordeel wegens eigen gebruik zou moeten behoren tot het werkelijke rendement. Men kan echter geen rekening houden met dat voordeel omdat kwantitatieve aanknopingspunten ontbreken om de omvang van dat voordeel te bepalen.
Wet: art. 5.2, eerste lid, 5.19 en 5.20 Wet IB 2001 en art. 18, tweede lid Wet WOZ
Masterclass Box 3 – veilig door het overbruggingsstelsel
Wat moet je doen als adviseur voor je klanten? Wanneer is bezwaar zinvol? Hoe werkelijk rendement te berekenen? Voorkom dat je iets over het hoofd ziet, signaleer de pijnpunten, doorzie de valkuilen en loods je klanten optimaal en veilig door het overbruggingsstelsel heen. Hoe? Volg nu de cursus box 3 in overbruggingstijd.
Geef een reactie