Ook Advocaat-generaal IJzerman meent dat men de zogeheten bezitseis binnen de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956 moet toepassen per vennootschap of onderneming. Daardoor is deze faciliteit niet van toepassing op de waarde van geschonken aandelen voor zover deze waarde voortvloeit uit een onderneming die de B.V. minder dan vijf jaar vóór de schenking heeft gekocht.
Op grond van de bezitseis van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) moet de holding waarin het aanmerkelijk belang (ab) is geschonken minstens vijf jaar een materiële onderneming hebben gedreven. De Advocaat-generaal (A-G) meent dat de wetgever daarbij een indirect ab zo veel mogelijk hetzelfde wil behandelen als een direct gehouden ab in een lichaam. Daarom moet men per deelneming en zelfstandige onderneming nagaan of de holding deze deelneming of onderneming op het moment van de aandelenschenking minstens vijf jaar (indirect) bezit. Hierbij is niet van belang of sprake is van een misbruiksituatie of niet.
Verhanging
In een van de zaken voor het Parket bij de Hoge Raad hadden de schenkers een B.V. meer dan vijf jaar vóór de schenking opgericht. Maar zij hadden de aandelen in deze B.V. korter dan vijf jaren vóór de schenking overgedragen aan hun holding. Op dat moment begon volgens de A-G een nieuwe bezitstermijn te lopen. De wet- en regelgeving voorziet niet in een tegemoetkoming op de bezitstermijn bij de koop van aandelen zoals in deze situatie. De ontvangers van het ab-pakket mogen daarom de BOF niet toepassen over de waarde van de aandelen voor zover deze waarde ziet op de te kort aangehouden deelnemingen en ondernemingen.
Wet: art. 35b, 35c, vijfde lid en 35d, eerste lid, onderdeel c SW 1956
Regeling: art. 9 URSE
Bronnen: Parket bij de Hoge Raad 21 augustus 2019 (gepubliceerd 6 september 2019), ECLI:NL:PHR:2019:825 en Parket bij de Hoge Raad 21 augustus 2019 (gepubliceerd 6 september 2019), ECLI:NL:PHR:2019:827
Geef een reactie