Volgens A-G Koopman sluit de stringente bewijsmaatstaf ‘overtuigend aantonen’ niet uit dat bewijs van de elementen van het strafbare feit wordt ontleend aan niet weerlegde vermoedens. Die vermoedens moeten echter zo sterk zijn dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat het strafbare feit door de belastingplichtige is begaan.
Een vof exploiteert een coffeeshop. De inspecteur heeft diverse malen een waarneming ter plaatse verricht bij de coffeeshop en daarbij aansluitberekeningen gemaakt tussen de omzet volgens de voorraadadministratie en die volgens de kasadministratie. De gebreken in de administratie zijn dermate ernstig dat de administratie niet kan dienen als grondslag voor de berekening van de omzet en winst. Daarom zijn winstcorrecties doorgevoerd en vergrijpboeten opgelegd.
Oordeel hof Amsterdam (verwijzingshof)
Volgens hof Amsterdam heeft de inspecteur zijn schatting van de omzet en winst voldoende gemotiveerd. Met hetgeen de firmant (belanghebbende) heeft aangevoerd, heeft hij hier tegenover niet aannemelijk gemaakt dat en waarom de winst respectievelijk omzet lager is dan door de inspecteur is berekend. Voor alle jaren geldt dat het verschil tussen de verantwoorde winst en de winst volgens de schattingen van de inspecteur dermate groot is dat de inspecteur overtuigend heeft aangetoond dat de inkomsten (winst) van de vof ten onrechte niet in aanmerking is genomen in de aangiften van de firmant.
Doel voeren gebrekkige, oncontroleerbare administratie
En daarmee staat naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel vast dat de op basis van de in de administratie verantwoorde omzet en winst gedane aangiften onjuist zijn. Voor het hanteren van een zo gebrekkige, oncontroleerbare administratie ziet het hof geen andere plausibele verklaring dan dat dit is gebeurd met het doel om stelselmatig omzet en winst buiten het zicht van de Belastingdienst te houden. Door bij het doen van de aangiften de werkelijke kasstromen te negeren en de aangiften te doen overeenkomstig de administratie, heeft belanghebbende bewust onjuiste aangiften gedaan. Het is derhalve aan de opzet van belanghebbende te wijten dat de aangiften onjuist zijn gedaan en de vergrijpboeten zijn dan ook terecht opgelegd. Tegen dit oordeel van hof Amsterdam is de firmant in cassatie gegaan.
Bewijs door niet weerlegbare vermoedens
A-G Koopman heeft een conclusie genomen met betrekking tot de bewijsmaatstaf bij bestuurlijke boetes. In een gezamenlijke bijlage bij deze en vier andere zaken (ECLI:NL:PHR:2024:774) heeft de A-G uiteengezet dat de stringente bewijsmaatstaf ‘overtuigend aantonen’ niet uitsluit dat bewijs van de elementen van het strafbare feit wordt ontleend aan niet weerlegde vermoedens. Die niet weerlegde vermoedens moeten echter zo sterk zijn dat zij rechtvaardigen dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat het strafbare feit door de belastingplichtige is begaan. De A-G adviseert daarom het cassatieberoep in deze zaak van de firmant ongegrond te verklaren.
Zie ook: Parket bij de Hoge Raad 5 juli 2024 (gepubliceerd 19 juli 2024), ECLI:NL:PHR:2024:736, 24/00100, Parket bij de Hoge Raad 5 juli 2024 (gepubliceerd 19 juli 2024), ECLI:NL:PHR:2024:737, 24/00735 en Parket bij de Hoge Raad 5 juli 2024 (gepubliceerd 19 juli 2024), ECLI:NL:PHR:2024:739, 23/04710
Bron: Parket bij de Hoge Raad 5 juli 2024 (gepubliceerd 19 juli 2024), ECLI:NL:PHR:2024:738, 24/00736 en Parket bij de Hoge Raad 5 juli 2024 (gepubliceerd 19 juli 2024), ECLI:NL:PHR:2024:774, Bijlage 23/04710 23/04711 24/00100 24/00735 en 24/00736
Geef een reactie