Beheeractiviteiten voor een vastgoedvennootschap kunnen vallen onder de btw-vrijstelling voor het beheer van beleggingsfondsen als sprake is van bijzonder overheidstoezicht. Volgens Advocaat-generaal (A-G) Ettema was het toezicht op grond van de Wet toezicht beleggingsinstellingen(Wtb), die per 1 januari 2007 werd vervangen door de Wet op het financieel toezicht (Wft), in beginsel zo’n vorm van bijzonder overheidstoezicht.
De eis van het bijzonder overheidstoezicht vloeit voort uit het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 9 december 2015, nr. C-595/13 (Fiscale eenheid X). Zie voor meer over dit arrest: Feitelijke exploitatie vastgoed is niet vrijgesteld beleggen. In de zaak, waarop de conclusie van de A-G betrekking had, verrichtte een nv diensten voor vastgoedvennootschappen. Deze vennootschappen hielden zich bezig met de acquisitie van aandeel- en certificaathouders en het aan- en verkopen en exploiteren van onroerend goed. De A-G adviseert de Hoge Raad de zaak te verwijzen naar een ander hof. Dit hof zou moeten onderzoeken of de vastgoedvennootschappen in de desbetreffende jaren een vergunning op basis van de Wtb hebben verkregen of op andere wijze vielen onder bijzonder overheidstoezicht.
Splitsing in vergoeding
Blijkt dat de vastgoedvennootschappen onder bijzonder overheidstoezicht vielen, dan zou de nv de totale vergoeding voor haar diensten moeten splitsen. Voor zover de diensten bestonden uit de feitelijke exploitatie van vastgoed, mag de nv de btw-vrijstelling voor diensten aan beleggingsfondsen en dergelijke niet toepassen. Deze vrijstelling zal in beginsel wel gelden voor administratieve diensten van algemene aard en voor de directievoering.
Wet: artikel 11, eerste lid, onderdeel i sub 3° Wet OB 1968
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 19 juli 2016 (gepubliceerd 2 september 2016), ECLI:NL:PHR:2016:852
Geef een reactie