In een eerder bericht heeft u al kunnen lezen dat A-G Niessen concludeert dat de vermogensrendementsheffing een schending van het eigendomsrecht van artikel 1 Eerste Protocol (EP) bij het EVRM kan opleveren. Taxence vroeg mr. Nick van den Hoek (Jaeger Advocaten-belastingkundigen) om een reactie op deze A-G conclusie.
In onderdeel 10.21 van zijn conclusie stelt de A-G dat naar zijn mening niet is voldaan aan de eis van rechtsgeldigheid, omdat sprake is van een willekeurige heffing. 'Dat de heffing willekeurig is, omdat niet voor zeker kan worden gehouden dat het rendement op vermogen gedurende een langere periode gemiddeld 4% beloopt, kan ik volgen', aldus Van den Hoek. 'Op welke wijze deze willekeurigheid de rechtsgeldigheid van de regeling aantast, is mij echter onduidelijk. De A-G verwijst hierbij naar het arrest Capital Bank AD waarin het EHRM oordeelde dat een inbreuk op eigendom die arbitrair van aard is en niet effectief te betwisten is, niet rechtsgeldig is. In die zaak ging het om een Bulgaarse bank waarvan de bankvergunning werd ingetrokken waarna een liquidatieprocedure werd gestart. De Bulgaarse rechters achtten zich gebonden aan het oordeel van de Bulgaarse Centrale Bank, waardoor dit oordeel niet ter discussie kon staan in de liquidatieprocedure. Het EHRM oordeelde dat aldus niet was voldaan aan de eis dat een inbreuk op het eigendomsrecht moet zijn omgeven met de nodige procedurele waarborgen. De belastingrechter is niet gebonden aan het oordeel van de inspecteur over de aanslag IB. Het enkele feit dat de regeling geen ruimte biedt tegenwijs te leveren dat een veel lager rendement is belopen dan 4%, lijkt mij niet de verstrekkende conclusie te kunnen dragen dat de heffing niet effectief te betwisten is in de zin van het arrest Capital Bank AD.'
David en Goliath situatie
In het tweede deel van zijn beschouwing gaat de A-G in op de vraag of een belastingheffing die leidt tot het interen op vermogen, en aldus confiscatoir is, daardoor disproportioneel is. Op basis van Europese jurisprudentie lijkt het erop dat dit het geval is, aldus de A-G in onderdeel 10.36 van zijn conclusie. Volgens Van den Hoek laat de A-G buiten beschouwing dat in de meeste van het relatief beperkte aantal zaken waarin het EHRM oordeelde dat sprake is van een individual and excessive burden zich een David en Goliath situatie voordeed: een weerloze burger die verpletterend werd door de onverbiddelijkheid van het systeem. De eerste box-3 miljonair die zijn ‘excessieve’ vermogensrendementsheffing van 1,2% niet kan betalen moet zich nog melden, schat Van den Hoek in. 'Doet de situatie zich toch voor dat de box-3 heffing leidt tot een excessieve en individuele last, dan dient rechtsherstel te worden geboden.'
Geef een reactie